Van Nor tot nieuwe nieuwe Nor

Een groep van Nederlandse studenten die studeren aan de universiteit van Aken kregen het voormalige politiebureau aan de Geerstraat 87 in bruikleen van de  gemeente om er hun sociëteit te vestigen. Ze noemden het heel toepasselijk de Nor. Kort na de opening in april 1969 ontstond er een verschil van mening over de functie van de Nor. De een wilde een besloten studentenclub, en de ander widel een Nor met een open karakter en met onder andere een open podium. 

Toen het pand afgebroken moest worden verhuisde de Nor in 1977  naar het pand van de Volkskredietbank een eindje verderop in de Geerstraat, op nummer 64  en werd het Stichting Cultureel Café De Nor.

Na een rechterlijke uitspraak betreffende de huuropzegging door de gemeente moest de Nor op 1 juli 1994 ook dit pand verlaten en kwam de Nor op straat te staan. De creatieve groep organiseert “de Nor op straat” festival. 

Er kwam een einde aan de dakloze periode in 1998 toen de Nor zich vestigde in het pand van ijzerhandel Schmitz aan de Pancratiusstraat.  Vanwege een te beperkt budget konden, met hulp van vrijwilligers, alleen de hoogst nodige aanpassingen gedaan worden aan het pand. Toen na anderhalf jaar het naastgelegen pand bewoond werd kwamen er klachten van geluidsoverlast. De Nor moest zijn activiteiten beperken waardoor de omzet drastisch terugliep. Ter compensatie begon men een eetcafé dat aanvankelijk goed liep maar geleidelijk aan toch minder gasten kreeg. 

Toen de gemeente aangaf te willen investeren in een poppodium achter de bestaande Nor was er weer hoop. Ondanks dat zijn veel vrijwilligers gestopt, omdat ze het niet meer zagen zitten.  Er kwam een doorstart met een vernieuwde organisatie en een nieuwe zaal die eind 2006 werd geopend. Er werd een nieuwe weg werd ingeslagen. De Nor kreeg een nieuwe naam: “Poppodium Nieuwe Nor”.

De samenwerking in Heerlen, anno 2020 tussen met name het Parkstad Limburg Theater, het Cultuurhuis, Schunck, de Oefenbunker en poppodium Nieuwe Nor maakt dat Heerlen een breed en gevarieerd programma aanbod heeft met voor ieder wat wils. Het gaat zo goed dat er behoefte is aan meer capaciteit.  Daarom zal er in april 2020 gestart worden met de bouw van de “nieuwe Nieuwe Nor” (of de “Nieuwste Nor”?). Een zaal voor 650 bezoekers die aan alle moderne eisen voldoet.

De Nor heeft veel strijd moeten leveren om overeind te blijven, maar dat is tot nog toe altijd gelukt. Al meer dan 50 jaar een begrip in Heerlen en ver daarbuiten.

Bron: Heerlen Vertelt

De kleine zusters van de heilige Joseph

Het Savelbergklooster genoemd naar Joseph Savelberg (Heerlen 1827 – Heerlen 1907) die dit pand in 1870 betrok samen met 7 religieus ingestelde vrouwen. Op 21 juni 1872 werden de eerste zes novicen (Iemand die voor het intreden in het klooster een proeftijd doormaakt)  ingekleed. Daarmee was de congregatie van “De Kleine Zusters van de Heilige Joseph” een feit. 

De leus van de congregatie was “Helpen waar niemand helpt”. Zo werd er hulp geboden aan wezen, ouderen, gehandicapten en krankzinnigen aan de onderzijde van de samenleving. 

In 1875 werd het pand aan de Gasthuisstraat 2, door de congregatie gekocht en in 1878-79 werd er naast het pand een kapel gebouwd.

De orde groeide erg snel en rond 1915 toen er al 400 zusters actief waren werd er een nieuw moederhuis gebouwd aan de Gasthuisstraat. Maar de groei ging door, in 1947 waren er 1800 zusters actief in 80 instellingen. De zusters werkten in ziekenhuizen, weeshuizen, verpleeghuizen en kinderherstellingsoorden, het onderwijs en het huishouden in Nederland en België maar ook in Afrika en Azië. De congregatie had toen 21 kloosters en was de op één na grootste orde van Nederland. 

In 2008 verlieten de zusters het Savelbergklooster voorgoed en werd het gebouw gerestaureerd door architectenbureau Coenen. Sinds april 2010 is het voormalige klooster een museum waar o.a. de originele kamer van de stichter Joseph Savelberg te bezoeken is. Nog 240 zusters over (2010) het worden er ieder jaar minder.

Om een uitgebreid idee te krijgen van het geweldige werk van de kleine zusters van de heilige Joseph kunt u door op de onderstaande link te klikken een film bekijken die gemaakt is door Hub Leufkens. 

Pand Kneepkens

Sinds mei 2022 is het Nederlands Mijnmuseum op twee locaties in de stad te bezoeken, in het schachtgebouw waar het in november 2005 het daglicht zag en in het pand Kneepkens aan de Dr. Poelsstraat 23.

De familie Kneepkens liet in 1915 een winkel met bovenwoning bouwen aan de Akerstraat 22, naar een ontwerp van architect Jan Stuyt. De winkel van Kneepkens was gespecialiseerd in kleding en woninginrichting, bovendien had “magazijn De Zon” zoals het toen heette, een eigen stoffeerderij. Kort na de opening van de winkel was er al behoefte aan meer ruimte. De belendende panden werden na verloop van tijd aangekocht en in gebruik genomen.

Firma Kneepkens wilde doorgroeien en net als de concurrent Schunck wilden ook zij een modern en ruim warenhuis. Niet meer de ouderwetse winkel waarin men werd geholpen door iemand achter de toonbank, maar een ruime en lichte winkel, waarin de klant kon rondlopen tussen de handelswaar.

Zo kwam het dat architect Frits Peutz in 1939 de opdracht kreeg een winkelhuis te ontwerpen aan de verlengde Saroleastraat (nu Dr. Poelsstraat).

Kneepkens liftte mee op de stadsontwikkelingen omtrent de nieuwbouw van de HEMA. Beide panden zijn gelijktijdig en door dezelfde aannemer gebouwd.

Peutz ontwierp een gebouw met kelder en drie verdiepingen met glasgevel met daarop nog een vierde verdieping, net als bij warenhuis Schunck. Ook bestond de draagconstructie uit paddestoelvormige kolommen. Men noemde dit pand ook wel het “Kleine Glaspaleis”. De achterzijde van het pand was verbonden met de achterzijde van de winkel aan de Akerstraat, hierdoor ontstond één grote winkel met twee voorgevels, de afstand tussen de twee gevels was maar liefst 75 meter.

Op donderdag 11 april 1940 werd het nieuwe pand van firma Kneepkens feestelijk geopend en in gebruik genomen. De zaken gingen bijzonder goed maar als begin jaren zestig geruchten de ronde doen dat het slecht gaat met de kolenindustrie, en er bovendien een boulevard aangelegd gaat worden waar zich veel concurrentie zal gaan vestigen, wordt het warenhuis Kneepkens in 1961verkocht aan C&A* en wordt van de twee naast elkaar gelegen panden een pand gemaakt door muren weg te breken. Het pand aan de Akerstraat wordt verhuurd.

In 1966 verhuist C&A naar het spiksplinternieuwe Shoppingcenter ‘t Loon en neemt V&D het dubbelpand over en in 1971 gaat het ABP de kachel stoken in het pand Kneepkens.

Om in verband met de mijnsluiting werkgelegenheid te creëren wordt een onderdeel van het ministerie van Binnenlandse zaken in Heerlen geplaatst. Het Computer Centrum Limburg (CCL) wordt gevestigd in het dubbelpand. In 1986 verandert de naam van deze Rijksdienst in RCC en wappert er een ander vlag op het dak.

Begin jaren negentig maken, een softwarebedrijf, een lederwinkel, een reisbureau en een uitzendbureau gebruik van de panden. In het midden van de jaren negentig komt het pand leeg te staan en raakt het in verval, ondanks dat krijgt het in 1999 de status van Rijksmonument.

Als in 2006 op de plek naast het pand Kneepkens nieuwbouw** wordt gepleegd, wordt de buitenkant van “Kneepkens” ook in de basis opgeknapt (2007)

Van 2010 tot maart 2020 gebruikt de Heerlense kunstenaar Theo Lenartz het gebouw als atelier en expositieruimte, om vervolgens plaats te maken voor HET Nederlands Mijnmuseum dat na een grote renovatie in het pand Kneepkens in vier verdiepingen het verhaal vertelt van de Limburgse mijnen.

  1. Zwart: Ondergrondse mijnbouwactiviteiten.
  2. Goud: De bovengrondse rijkdom en welvaart die de mijnbouw bracht.
  3. Grauw: De negatieve kanten van de mijnbouw.
  4. Kleur: De noodzakelijke omschakeling na de mijnsluitingen.

Glück Auf!

* Eind 1949 verkoopt de gemeente de grond naast het pand kneepkens aan C&A die daar een nieuwe vestiging gaat bouwen.

** 41 appartementen met onderliggende commerciële ruimten en parkeergarage, de kelder van pand Kneepkens wordt  bij het nieuwe pand gevoegd.

Mgr. Savelberg

Bekende Heerlenaren: Mgr. Savelberg

door Leonie Kohl

Een standbeeld op het Pancratiusplein, een museum en zijn naastgelegen grafkapel herinneren aan een bescheiden grootheid uit Heerlen. Joseph Savelberg werd geboren in Heerlen, waar hij gedurende zijn leven nog veel meer sporen zou achterlaten.

Savelberg (geboren 10 februari 1827) was een telg uit een gegoede familie in Heerlen. Zijn vader was eerst herbergier, later wijnhandelaar en voorzitter van het kerkbestuur. Met zijn tweede vrouw kreeg hij vijf kinderen, waaronder Mathieu (ook wel Mathias) Savelberg, die 25 jaar lang burgemeester van Heerlen was (1869 tot 1894) en Joseph Savelberg.

De roeping

Na een studie aan de Handelsschool te Rolduc, stuurde zijn vader hem naar Brussel om te werken in de glasfabriek van zijn oudere halfbroer. De stille, bescheiden Joseph voelde zich er niet thuis en kwam terug naar Heerlen om priester te worden. In 1849 rondde hij zijn tweede studie af te Rolduc en werd hier herinnerd als brave, serieuze en gedreven student. Hij vervolgde zijn studie aan het Groot Seminarie te Roermond, waar ‘d’r Joseph’ nog vóór zijn priesterschap werkte als onderwijzer geschiedenis, wiskunde en Duits. Door zijn oplettendheid bij zijn studenten kreeg hij de bijnaam ‘de valk’.

In 1856 werd hij door de Bisschop van Trier opgeroepen als Rector van Nonnenwerth, een klein klooster van de Zusters Franciscanessen op een eiland in de Rijn, nabij het Duitse Bonn. Hier liet hij een onuitwisbare indruk achter en werd hij vanaf die tijd vereerd als een heilige door zijn ‘zeldzame eigenschappen van geest en hart, vervuld van eene innige en diepe vroomheid’. Met pijn in zijn hart verliet hij de congregatie op weg naar zijn nieuwe missie in Schaesberg.

In Schaesberg werd tot hij kapelaan aangesteld en kwam hij voor het eerst in aanraking met grote armoede. Hij stichtte hier een St. Vincentiusvereniging en kreeg hulp van de Franciscanesser Zusters uit Heerlen om een naai- en breischooltje op te richten voor meisjes. Toen hij in 1865 als kapelaan overgeplaatst werd naar zijn geboortedorp Heerlen, begon hij met zijn grotere stichtingen.

Terug in Heerlen

Ook in Heerlen kwam Savelberg in aanraking met grote armoede. Wezen, ouderen en zwakzinnigen hadden zijn speciale aandacht. Hier nam hij zijn grotere plan op dat in Schaesberg niet van de grond kwam: het stichten van een nieuwe kloosterorde. Hij woonde destijds in het Franciscanessenklooster ‘tegenover de Emmastraat’, onderdeel van Huis De Kroon. Zij wilden of konden hem niet verder helpen. Hulp kreeg hij van Jan Lambert Penders. Deze stelde zijn woning ter beschikking die Savelberg omtoverde tot het ‘armenhuisje’. Hier werden mensen die zorg nodig hadden maar niet kregen, kosteloos opgevangen. Het stond in de Gasthuisstraat, ter hoogte van de huidige kruising met de Herzdahlstraat.

“Die gauw sterven wil, moet maar naar het armenhuisje gaan.” Omdat Savelberg en zijn zusters oude, zieke mensen opnamen, was het sterfgehalte hoog en werd het armenhuisje onderwerp van spot. Savelberg trok zich er niets van aan. Er werd een naastgelegen huisje bijgekocht voor ongeveer 6 tot 8 patiënten. Geld werd verzameld door te bedelen, iets waarvoor Savelberg – uit een hooggeplaatste Heerlense familie – zich niet te goed voor voelde. Toch waren zijn ambities groter en die van de Francanesserzusters waar hij inwoonde ook. Zij kochten het perceel dat rechts van het Grand Hotel (nu Tulip Inn) lag en bouwden aan de noodwestzijde van de Gasthuisstraat het St. Claraklooster. Savelberg stichtte in het vrijgekomen pand, het Moederhuis (het huidige Savelbergklooster), zijn congregatie. In 1870 betrok hij de kamers die hij tot aan zijn dood in 1907 zou bewonen. Deze zijn tot op de dag van vandaag in originele staat bewaard gebleven.

Savelbergklooster

Financiële problemen, zusters en broeders die hem ontvielen, ontbrekende steun vanuit het Bisdom, moeilijkheden met huisvesting… Niets weerhield de rustige en geduldige Savelberg van de uitbreiding van zijn zielenzorg. Zijn lijfspreuk luidde: “God heeft geholpen. God helpt nog. God zal blijven helpen.” Gebed en meditatie en de leefregels ‘armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid’ nam hij heel serieus. Elke dag – ongeacht het weer – bracht hij een bezoek aan het Leenderkapelletje in Schaesberg.

Gezond worden in Heerlen

In 1872 kwam de jonge Eduard Vrijens als patiënt bij Savelberg. Na zijn genezing van ‘vallende ziekte’ trad hij in 1874 in als Broeder Aloysius. Heilzaam bleken de Kneipp-kuren uit het Duitse Beieren. Aloysius ging in 1892 erheen om bij Kneipp zelf in de leer te gaan en nam zijn kunde mee terug naar Heerlen. Ondertussen groeide zowel de zuster- als de broedercongregatie en werd in 1877 de kapel van het Savelbergklooster aangebouwd. Savelberg hield zich ook nog bezig met stichtingen in Schaesberg, Heel en uitbreidingen in Heerlen, die volgden uit het succes van de Kneipp-kuren: het Mariabad voor vrouwen (hoek Putgraaf – Akerstraat), een mannenhuis (Gasthuisstraat 6) en het Sanatorium voor (rijke) kuurgasten, nu Huize de Berg

Sint Joseph Ziekenhuis

Zijn laatste, grote stichting was het St. Josephziekenhuis in Heerlen, dat aan de zuidkant van de Putgraaf lag. Dr. de Wever, de lokale huisarts, klopte voor medische hulp al aan bij het ‘klösterke’ van Savelberg, maar de voorzieningen waren onvoldoende, zeker gezien de vele ongelukken veroorzaakt door de opkomende mijnindustrie. Savelberg zou bouwen. Zijn zusters waren belast met de verpleging. Het ziekenhuis groeide, maar Savelbergs levenseinde naderde. Hij overleed in 1907, precies één dag na zijn tachtigste verjaardag.

Hij werd initieel begraven op de begraafplaats op de Akerstraat. Zijn uitvaart werd uitzonderlijk druk bezocht: “Het was of een Bisschop begraven werd. Nooit heeft Heerlen zoo’n stoet gezien; ’t was een triomftocht.” Het proces van zaligverklaring werd in 1934 gestart. In 1960 werd hij herbegraven in een kapel naast het moederhuis, die nog steeds te bezoeken is. In 1988 kreeg hij de titel Eerbiedwaardig Dienaar Gods. De nalatenschap van Savelberg is anno nu nog overal te zien in Heerlen en ver daarbuiten.

Drugsstad Heerlen

De eerste steenkolenmijn van Limburg sluit op 1 april 1966, vanaf dat moment gaat het bergafwaarts. De 12 Limburgse mijnen sluiten dan één voor één hun poorten en op 31 december 1974 komen de laatste koempels met de laatste kolen bovengronds. De werkloosheid neemt dramatisch snel toe in die periode omdat er niet voor alle  75.000 mensen een gepaste nieuwe werkplek te vinden is. Ook voor de jeugd die de arbeidsmarkt op wil is de situatie uitzichtloos. De onrust onder de bevolking groeit.

In dezelfde periode, in 1967 om precies te zijn wordt er op het terrein van de Staatsmijn Hendrik in Brunssum een Navo Basis geopend.  Deze basis (Afcent) dient als commandocentrum ter verdediging van Europa tegen de dreiging van de Sovjet unie.

Aan de ander kant van de wereld, in Vietnam, waren duizenden Amerikaanse militairen verslaafd aan heroïne. 

Toen op 27 januari 1973 de Parijse Akkoorden werden ondertekend moesten de Amerikaanse troepen binnen 60 dagen Vietnam verlaten.  President Nixon was bang voor de negatieve effecten die de duizenden verslaafde militairen teweeg zouden kunnen brengen. Alle militairen werden getest en de verslaafden moesten afkicken. Om onder de urinetest (golden flow) uit te komen kon je je o.a. vrijwillig melden voor stationering in Europa. Zo kwamen een groot aantal verslaafde militairen in Brunssum terecht en met hen de handel in heroïne.

Begin jaren 70 opent Hans Dirkse uit Rotterdam in de Willemstraat de grootste discotheek van Limburg, de Shangri la. Er werd de nieuwste soul en funk gedraaid, die Hans jaarlijks persoonlijk ging halen in Amerika. Dat was de reden dat “de Shang” erg populair was bij de Afcent militairen en de jeugd uit de mijnstreek.

Vanaf 1973 kwamen ook de verslaafde Afcent militairen in de Shangri la en ontstond de handel in heroïne en al snel werd in meerdere kroegen gehandeld. Een deel van de lokale bevolking die wilden ontsnappen aan de uitzichtloze werkelijkheid ging ook experimenteren met drugs en raakten verslaafd. Anderen zagen er een bron van inkomsten in en gingen dealen.

Burgemeester en Wethouders van Heerlen willen iets doen aan deze situatie en sloten de cafés waar gehandeld werd, waardoor de handel zich verplaatste naar buiten en met name naar de stationsomgeving.  Station Heerlen kwam bekend te staan als handelscentrum voor verdovende middelen. Drugstoeristen uit Duitsland, België en Frankrijk vonden hun weg naar drugsstad Heerlen waar diefstal en inbraken schering en inslag waren en waar heel veel heroïne prostituees actief waren. De jaarlijkse schade bedroeg vele miljoenen guldens.

Heroïne handel was big business. In 1980 werd het aantal gebruikers geschat op 1500 personen dat was 1,5% van de Heerlense bevolking en daar moesten de drugstoeristen nog bijgeteld worden. De drugshandel verspreidde zich over de stad, waardoor de thuis- en straathandel ontstond. Maar ook het telen van hennep was erg lucratief voor hen die een  graantje wilden meepikken in moeilijke tijden.

Er moest dringend iets gebeuren. In 2001 startte “operatie hartslag” een samenwerking tussen hulpverleners, politie, justitie en gemeente om de veiligheid en leefbaarheid te vergroten. Door hard op te treden tegen de drugsoverlast en het bieden van opvang en begeleiding voor de Heerlense verslaafden ging men het probleem te lijf. 

De overlast in het centrum en om het station heen werd behoorlijk teruggebracht. Maar er zijn in de stad wel nog enkele probleemgebieden die moeilijk aan te pakken zijn omdat de handel en het gebruik zich afspeelt achter gesloten deuren.

Operatie Hartslag werd een schoolvoorbeeld voor andere steden. Het drugsprobleem zal nooit helemaal opgelost worden maar door preventie en het blijven optreden tegen overlast kan het in bedwang gehouden worden.

Bron: Maurice Hermans auteur van: De Antistad

De Promenade

In die tijd had een moderne stad met aanzien een Boulevard. En net dat wilde Heerlen graag zijn. Daarom werden er in 1960 een aantal panden aan de Saroleastraat en aan de Geerstraat gesloopt om een doorgaande verbinding te maken tussen de Bongerd (markt) en het plein voor de in aanbouwen zijnde stadsschouwburg (1961).

De boulevard in 1966

Een boulevard van maar liefst 24 meter breed met rijbanen en brede trottoirs zou er komen. Om een strakke belijning te krijgen moesten alle gevels even hoog worden; daar mocht niet van afgeweken worden. Daarom werden er een aantal “nepgevels” gemaakt om aan de juiste hoogte te komen. Voor een aantal winkels betekende de boulevard ook dat ze een tweede voorgevel kregen en dus ook een tweede etalage moesten inrichten. Niet onbelangrijk was ook het typisch Heerlens fenomeen dat het winkelende publiek de winkels als afkorting gebruikte om van de ene naar de ander straat te lopen.

Op 5 mei 1961 opende de Hollandia bioscoop als eerste haar deuren aan de Heerlens boulevard en kort daarna (september) de Grand Bazar. Ook Schunck opende een filiaal aan de boulevard (1964) Op 22 maart 1969 werd de boulevard als geheel officieel geopend door burgemeester Gijzels. Korte tijd  daarna heeft men de auto’s buitengesloten en er een promenade van gemaakt, met vitrines en bankjes, zoals dat ook in Rotterdam was.

Onze stadsgenoot en kunstenaar Theo Lenartz had een grote waterval ontworpen die in 1975 is aangelegd op de Promenade aan de voet van de waterval  kon men door een tunnel onder de Geerstraat door naar het Burgemeester Van Grunsvenplein (Schouwburgplein) en het erachter gelegen winkelcentrum ‘t Loon dat overigens, het oudste overdekte winkelcentrum van Nederland is. Gebouwd in 1965 naar een ontwerp van architect Peter Sigmund.

De tunnel trok dakloze en drugsverslaafden aan en daarom is de waterval afgebroken en de grond opgehoogd tot straatniveau. Tot groot ongenoegen van heel veel Heerlenaren.

Waterval en ingang van de tunnel

De promenade is in de jaren negentig opnieuw ingericht met onder andere vier kubusvormige gebouwen die de Promenade moesten verdelen in pleinen met op het ene deel van de Promenade opgeknipte platanen en op het andere deel een glazen overkapping, deze overkapping is niet gerealiseerd.

In 2019 is de Plu (winkelcentrum en kantoren) afgebroken en nu beraadt men zich op de nieuwe invulling van het vrijgekomen terrein, dat voorlopig als park gebruikt zal worden.

HEMA Heerlen

In de jaren 20 kwam er vanuit Amerika een nieuwe verkoopmethode aanwaaien. Winkels met een beperkt assortiment en lage prijzen. De winst per product was laag maar door de lage prijs werden er veel producten verkocht. Je kon als gevestigd warenhuis de concurrentie aangaan of zelf overstappen op deze verkoopmethode.

Arthur Isaac en Otto Meijer richtten daarom in 1926 de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam op. Het liep als een trein! In 1931 waren er al 22 HEMA winkels, vanwege de economische crisis kwamen er in de jaren dertig maar twee filialen bij, waarvan één in Heerlen.

In mei 1937 vroeg architect Dirk Brouwer als gemagtigde van de HEMA toestemming aan B&W, voor de bouw van een winkelhuis met magazijn op de plek waar het voormalig postkantoor stond aan het Emmaplein.

Brouwer wist toen niet dat het pand en het perceel door het Rijk, onderhands in erfpacht was gegeven aan N.V. Dura Aannemingsmaatschappij Rotterdam. Het Rijk had dat gedaan omdat een poging tot openbare verkoop onvoldoende opleverde.

Emmaplein eind jaren dertig

De Rooms Katholieke Middenstandsvereniging (RKMV) tekende vanwege economische motieven bezwaar aan tegen de komst van een dergelijke winkel. Men had het al zwaar genoeg vanwege de crisis. 

De schoonheidscommissie had bouwkundige bezwaren tegen functionalistische ontwerp. B&W nam het advies van de commissie over en verleende geen vergunning.

Begin 1938 werd het aangepaste ontwerp ingediend maar nu door de Dura, die ook de bouwopdracht zou krijgen als de vergunning zou worden verleend. De tekeningen werden weer afgekeurd en er volgde geen vergunning. Mist de voorgestelde aanpassingen door Brouwer zouden worden overgenomen zou er alsnog een bouwvergunning volgen.

Brouwer pastte de tekeningen weer aan en de Dura vroeg in mei 1938 weer de bouwvergunning aan. De bouwvergunning werd verleend als er nog een aantal wijzigingen zouden worden aangebracht.

En dan is het eindelijk zo ver, de bouw kan beginnen …….. of toch niet …….?

Anderhalve maand na het verlenen van de bouwvergunning vroeg Burgemeester Van Grunsven namens gemeente en kerkbestuur in een vertrouwelijke brief aan N.V. Dura of ze genegen waren om toch nog een andere locatie in overweging te nemen.

Als reden voor dit verzoek gaf hij op dat de gemeente en kerkbestuur de ontstane doorkijk, t.g.v. het slopen van het postkantoor graag wilden behouden.

Als mogelijke locaties werd de Saroleastraat, hoek Van der Maesenstraat genoemd en het terrein achter het oude raadhuis (dat naderhand het Raadhuisplein zou gaan heten).

De werkelijke reden is vermoedelijk dat de het kerkbestuur / Deken Nicolaye een aantal panden die door de sloop van het postkantoor nu direct aan het Emmaplein lagen (zichtlocatie) wilde verkopen. De verkoopwaarde zou drastisch dalen als de HEMA winkel ervoor zou worden gebouwd.

Door de bouw van het nieuwe Raadhuis (1938) werd de optie om de HEMA aan hetzelfde plein te bouwen steeds interessanter voor de Dura en de HEMA. Daarvoor moest dan wel de toegankelijkheid vergroot worden. Men stelde voor om de Saroleastraat door te trekken. Om de doorgang  te realiseren moest anderhalf pand aan de Geleenstraat gesloopt worden. Een winkelpand en het pand van de Nederlandse Handels Maatschappij (NHM) voor de helft. De NHM weigerde in eerste instantie medewerking maar bedacht zich korte tijd later en ging akkoord met de gedeeltelijke sloop.

De gemeente had door dit hele gebeuren inkomsten en uitgaven maar bleef uiteindelijk met een restbedrag van fl. 52.000 zitten die uit de gemeentekas betaald moesten worden. De Heerlense burgerij onder leiding van Deken Nicolaye en de mijndirecteur van “Laura & vereeniging” boden spontaan aan de helft van dat bedrag te betalen en begonnen een inzameling.

Op 4 februari 1939 deed N.V. Dura een bouwaanvraag voor het bouwen van een winkelpand en een café – restaurant aan het “Raadhuisplein”. Het spel van wijzigingen en aanpassingen van het ontwerp begon weer opnieuw. Uiteindelijk werd op 12 mei 1939 de bouwvergunning verleend.

Na een zeer voorspoedige bouwperiode kon Hema Heerlen en Castellum op vrijdag 12 april 1940 feestelijk worden geopend. Het personeel had al twee maanden opleiding gehad in een ander Limburgs HEMA filiaal met als resultaat dat de winkel vanaf dag één als op rolletjes liep.

In 1986 verhuisde de HEMA naar ‘t Loon en kwam het pand leeg te staan. Na renovatie vestigde Uitzendbureau Randstad zich in het pand en in juni 2014 nam Wonen Zuid zijn intrek in deze Heerlense parel.

Bron: Volmar Delheij en Marcel Put – Land van Herle

St. Elisabethkapel

de kapel van de Vroedvrouwenschool

 De katholieke Vereniging Moederschapszorg liet in 1920 op de Hooghees een kweekschool voor vroedvrouwen en een kliniek bouwen. Men wilde er ook graag een doorgangshuis voor ongehuwde moeders en een aparte kapel bij hebben omdat het niet hebben van een aparte kapel in de Vroedvrouwenschool aan de Akerstraat als een gemis was ervaren. Vanwege geldgebrek werd het bouwen van de kapel en het doorgangshuis uitgesteld.

In de beginjaren had de Vereniging Moederschapszorg erg veel moeite om het hoofd financieel boven water te houden. Er was wel financiële steun van het Rijk, maar dat beperkte zich tot de zaken waar het Rijk zich verantwoordelijk voor achtte en daar hoorde een doorgangshuis en een kapel niet bij

Door de school en de kliniek in 1926 over te dragen aan het rijk om ze vervolgens van het rijk te huren kwam er meer financiële ruimte en werd het voortbestaan van de Vereniging Moederschapszorg zeker gesteld.

Om voorlopig toch een kapel te hebben werd er op een van de zolders een kapel ingericht. De kapel werd liefkozend “Onze Lieve Heer op Zolder” genoemd. Maar de kapel was te koud in de winter en te heet in de zomer

In 1931 werd “Kapelfonds Het Moet” opgericht met Directeur Meuleman als voorzitter, burgemeester Van Grunsven als vicevoorzitter en de heer Durlinger, de rector van de Vereniging Moederschapszorg, als secretaris/penningmeester. Het doel van het Kapelfonds was om geld bij elkaar te krijgen voor de bouw van de kapel en het doorgangshuis, die dan in bruikleen gegeven zouden worden aan de Vereniging Moederschapszorg. Het fonds stond onder toezicht van de bisschop

Om aan geld te komen werd een loterij opgezet waarbij o.a. hoge geestelijken werden gevraagd prijzen ter beschikking te stellen. De paus schonk zelfs een zilveren horloge voor de loterij. De loterij leverde uiteindelijk ruim 13.000 gulden op. Bovendien werden er door het hele land  “bedelpreken” gehouden om geld in te zamelen. Directeur Meulenman had voordat het Kapelfonds werd opgericht al dik 34.000 gulden verzameld.

Omdat de kapel en het doorgangshuis eigendom zouden worden van “Het Moet” wilde Meulenman niet hebben dat ze aan de rijksgebouwen gekoppeld werden. Daarom was vergroting van het terrein noodzakelijk. Er werd met de gemeente onderhandeld. De R.K. Stichting Kapelfonds Het Moet kreeg de benodigde grond, maar moest wel op kosten van de stichting een nieuwe weg aanleggen.

Het heeft jaren geduurd voordat de financiering van de kapel helemaal rond was. Voor het doorgangshuis is de financiering zelfs nooit gelukt. Meuleman zelf heeft de bouw overigens niet meer mogen meemaken. Hij overleed op 10 oktober 1932 

In 1934 werd door aannemer Heynen uit Heerlerheide gestart met de bouw van de kapel. De kapel was al in 1932 ontworpen door architect Jan Stuyt (1868 – juli 1934) die voor aanvang van de bouw overleed. Zijn zoon Giacomo Stuyt (Amsterdam 1909 – Wassenaar 1955) die ook architect was zette het architectenbureau van zijn vader voort en begeleid de bouw van de kapel. In hoeverre Giacomo invloed heeft gehad op de bouw van de kapel is niet duidelijk. Hij heeft in 1937 de doopkapel ontworpen die ook gerealiseerd is.

St. Elisabethkapel

Met kerstmis 1949 had de kapel pas een orgel, iets dat in 1934 om een of andere reden niet gerealiseerd kon worden. De kapel werd in 1978 gesloten, het gebouw diende daarna alleen nog als magazijn en opslagplaats voor het orgel dat, in 1988 werd weggegeven.  Op 31 mei 2002 werd de kapel na 24 jaar “leegstand” opnieuw geconsacreerd en weer in gebruik genomen. 

De Vroedvrouwenschool verhuisde in 1993 naar Kerkrade.

Bron: Land van Herle – Jamal

De Royal, Maxim en Rivoli

Geërd publiek, dames en here, namens de directie van ‘t Royal Theater heit ich uch allen hertelik Wèlkóm.


Met deze woorden opende Max van Bergen zijn, op 35 mm film opgenomen toespraak die bij de opening van de Royal werd vertoond.

Max van Bergen wilde in 1937, een voet aan de grond krijgen in het groeiende Heerlense bioscoop wereldje, door de Hollandia te kopen. Na onderhandeld te hebben dacht hij dat de koop rond was en ging hij met z’n echtgenote op vakantie. Op z’n vakantie adres kreeg hij telefonisch te horen dat de Hollandia was verkocht aan de gebroeders Hirschberg.

In Roermond, waar de familie van Bergen woonde hadden de drie broers  al een bioscoop die vanaf dat moment door Sander en Mathieu geleid zou worden zodat Max zich volledig kon richten op de bouw van een nieuwe bioscoop in Heerlen. Gefrustreerd verkocht Max alle kermisattracties die hij bezat om geld bij elkaar te krijgen.

Voor een appel en een ei kocht van Bergen een driehoekig stuk grond van de NS, gelegen recht tegenover het station. Architect Jos Cuypers werd gevraagd een tekening te maken van de nieuw te bouwen bioscoop. De gemeente keurde de tekening af. vervolgens werd Jan Bongaerts gevraagd en ook deze tekening werd afgekeurd. Pas toen Frits Peutz de tekening van Bongaerts had aangepast, door o.a. een aantal rechte lijnen te vervangen door gebogen lijnen, werd de tekening goedgekeurd.

En dan gaat het heel erg snel. Op 28 augustus 1937 komen aannemers uit het hele land hun prijs afgeven voor de bouw van de grootste en mooiste bioscoop uit die tijd. Bouwfirma Antoine Tummers uit Sittard mag de Royal gaan bouwen voor fl 62.720,- Op 8 september 1937 start de bouw. Gedurende 20 weken wordt er van maandagochtend tot zaterdagavond hard gewerkt, heel hard gewerkt zelfs. Er wordt sneller gebouwd dan dat de cement kan drogen.

Op 29 januari 1938 werd de Royal feestelijk geopend.

.

De dag na de opening ging de bioscoop open voor het publiek met dagelijks een middag en avondvoorstelling en op zondag een kindermatinee.

In de beginweken wilde iedereen een kijkje nemen in de Royal maar daarna werd het erg stil. De Royal was zo chique dat de gewone man in het begin niet in z’n doordeweekse kloffie naar de bioscoop durfde, daarbij kwam dat de tweede film een Nederlandse was en die films vielen in die tijd niet in de smaak. Toen de bezoekers eenmaal de luxe gewend waren was de Royal gelukkig regelmatig uitverkocht. 

In 1957 wilde Max van Bergen naast de Royal en de Scala (die vanwege de cowboyfilms de knokboet werd genoemd) een derde bioscoop om klanten te binden. Hij gaf architect Peutz opdracht een bioscoop te ontwerpen achter de Royal. Deze bioscoop met 348 stoelen kreeg de naam Rivoli en werd op 27 november 1958 geopend. De doelgroep voor deze bioscoop waren de hoger opgeleiden en diende als tegenhanger van de knokboet. Maar de Rivoli stond altijd letterlijk en figuurlijk in de schaduw van de Royal.

.

1 april 1964 trad Max van Bergen af en namen Lou en Helena het bedrijf over, hoewel Max op de achtergrond en soms op de voorgrond actief bleef in met name de mooiste en beste lopende bioscoop van Nederland, de Royal

Maar begin jaren zeventig liepen de bezoekersaantallen weer  flink terug. In 1973 werden de Royal en de Rivoli verhuurd aan Tuschinski. Toen Fam. van Bergen de exploitatie in 1984 weer zelf in handen nam werden zowel de Royal als de Rivoli grondig opgeknapt, want de jaren hadden wel hun sporen nagelaten.

Op 15 oktober 1985 overleed Max van Bergen …………..

In 1986 werd er tussen de twee bioscopen een derde zaal gerealiseerd voor films die niet meer zoveel bezoekers trokken (uitlopende films). Deze zaal die geen eigen ingang had kreeg de naam Maxim als eerbetoon aan Max van Bergen en telde slechts 75 stoelen.

Het bleef erg moeilijk om het hoofd boven water te houden en er werden dan ook allerlei speciale evenementen georganiseerd om de mensen naar de bioscoop te krijgen. In 2009 werd gestart met het vertonen van 3D films en in datzelfde jaar koopt de gemeente de bioscopen. Van Bergen ging de bioscopen huren dan van de gemeente. Juli 2010 gaan de bioscopen na een renovatie weer open.

Maar het mocht allemaal niet baten. Op 1 augustus 2014 sloot het Royal theater na ruim 76 jaar de deuren, Laurens van bergen ging verder in de door hem in 2011 gekochte H5.

MAAR …………! 

Op 26 oktober 2019 klonk de stem van Max van Bergen weer door de Royal toen ter gelegenheid van de opening weer de 35 mm film werd gedraaid.

De nieuwe bewoners van de Royal, de Stichting Limburg Film Office, Filmhuis De Spiegel, Cinesud en Dutch Mountain Film Festival doen hun best om de koningin der bioscopen haar glans terug te geven en haar toekomst zeker te stellen.

Bron: Royal van Ivo Senden

I Heële kalle ze gee plat mè Huillands

Dat is een veelgehoorde opmerking als het gaat over de verschillende dialect soorten die er in Limburg gesproken worden. Als je door Zuid Limburg wandelt hoor je om de 5 kilometer wel een andere tongval en dat is niet overdreven. Maar in Heerlen is iets bijzonders aan de hand.

Nadat de Romeinen zich rond 400 na Chr. teruggetrokken en Frankische stammen Zuid Limburg gingen bevolken werd hier tot de negende eeuw Germaans / Romaans gesproken, een soort volkslatijn.

Onder invloed van de Ripuariërs die al sinds 457 in Keulen gevestigd waren. Begon de taal die men hier sprak steeds meer Rijnlandse kenmerken te vertonen (het klonk steeds Duitser).

Onder het gezag van de hertog van Brabant  (14e eeuw) verandert er taalkundig niet veel. Ook toen na 1661 Heerlen onder het gezag van de Staten Generaal kwam veranderde de dagelijkse spraak niet. De inval van der Fransen in 1794 had vooral bestuurlijke consequenties.

In de negentiende eeuw was er veel aandacht voor het dialect. Gemeentesecretaris Jos Kaufmann schrijft in 1878 een “Hälisch – Hollandscher Dictionair” en in de “Limburger Courier” verschijnt af en toe een stuk in het dialect. Mathieu Kessels schrijft in 1883 een Heerlens dialect verhaal: “Der Kuehp van Hehle” en in 1884 verschijnt het boek “Dorpsspraak van Heerle” van  Dominee Jacob Jongeneel, het boek bevat een woordenlijst, een klankleer en een vormleer van het Heerlens dialect.

Tot het einde van de negentiende eeuw werd er in Heerlen “plat gemoeld”. Maar toen de 5000 dialect sprekende Heerlenaren overspoeld werden door een leger anderstaligen is het snel gedaan met het “Heëlesj dialect”.

Voor het werken in de mijnen waren veel mensen nodig en die mensen kwamen overal vandaan, uit binnen en buitenland en ze spraken allemaal geen Limburgs/Heerlens dialect. De uit Holland afkomstige bestuurders, ingenieurs en ambtenaren van de mijnen spraken Nederlands (Hollands) en omdat de burgemeester, de pastoor en de onderwijzer ook voornaam wilden lijken zijn ook zij Nederlands gaan spreken. En zo werd het Nederlands de standaard taal voor de inwoners van Heerlen.

Met het sluiten van de mijnen is de bevolkingssamenstelling niet heel erg veranderd en hoewel er een kentering merkbaar is, spreekt deze generatie nog steeds Huillands.

Bron: Heëlesj Woadbook