Prinsessenbuurt

De eerste flats van Heerlen zijn opgeleverd tussen 1949 en 1951 en bestaan uit vier gebouwen met samen 96 wooneenheden. Op zaterdag 9 juli 1949 werd er voor de duur van drie weken een modelwoning tentoongesteld door meubelfabriek J. Hermans met als doel het wonen in een flat aantrekkelijker te maken.

De straten rondom de flats zijn genoemd naar de Nederlandse prinsessen Beatrix, Irene, Margriet en Marijke. Daarom wordt de buurt ook wel de Prinsessenbuurt genoemd.

Na de Tweede Wereldoorlog moesten er overal in Nederland met spoed woningen gebouwd worden. Er waren echter weinig ambachtslieden beschikbaar (metselaars en timmerlieden) en ook de bepaalde bouwstoffen waren schaars. Frans Welschen bedacht een manier waardoor er snel gebouwd kon worden, het naar hem genoemde Welschen-systeem is in ons land 5600 keer toegepast.

Het komt erop neer dat het constructieve deel van een gebouw van beton werd gemaakt en alle overige muren opgetrokken werden met lichtgewicht koolasbetonsteen (holle blokken). Het flauwe dak, van 12 graden werd gedekt met bitumen en de buitengevels werden bekleed met gevelplaten. 

Niet alleen de flats van de Prinsessenbuurt, maar ook de Wittewijk op Molenberg zijn volgens het Welschen-systeem gebouwd. 

Sint Pancratiuskerk

In een schenkingsakte van bisschop Udo van Toul uit 1065 wordt naast de wijding van de kerk in Voerendaal in het jaar 1049, door paus Leo IX ook de Martinuskapel en de Andreaskapel genoemd. Deze laatste stond vermoedelijk op de plek waar nu de Sint Pancratiuskerk staat.

Toen eind 12e eeuw door Dirk van Ahre Heerlen kerkelijke los gemaakt was van de moederkerk Sint Laurentius te Voerendaal, is de Sint Pancratiusparochie opgericht.

In de 12e eeuw wordt tegen de voormalige houten Andreaskapel een (stenen?) Westwerk gebouwd.

In de 12e/13e eeuw wordt de houten kapel/kerk vervangen door een stenen kerk.

Het Westwerk werd vervangen door een verdedigingstoren (donjon of dungeon) onze huidige kerktoren maar dan zonder spits . Deze Turis major (de grote toren) is in 1394 gebouwd of gereedgekomen.

De donjon werd tegen de kerk aangebouwd en had geen torenspits en er waren ook geen ingangen op de begane grond om in de toren te komen. Op de eerste verdieping was een deur die je alleen met een lange ladder vanuit de kerk kon bereiken. Van daaruit kon je via luiken en met ladders naar boven of beneden. Op die manier was elke verdieping apart te verdedigen. 

De hertog van Brabant verleende aan de bewoners van Heerlen refugierecht; dat is het recht om in tijden van oorlog een veilig heenkomen te vinden binnen het Landsfort. Boven het kerkgewelf waren kamertjes voor hun tijdelijk onderdak. Deze waren alleen vanuit de toren bereikbaar.

In 1606 waait bij een hevige storm een deel van de toren op het middenschip. De kerk wordt tijdens de reparatie aangepast, vergroot en krijgt een torenspits. 

Anno 2024 bestaat de toren uit vier bouwdelen. De onderste twee zijn van Nievelsteiner zandsteen  opgetrokken en gerepareerd met Kunradersteen en de bovenste twee van Mergel

Van 1649 tot 1830  werd de kerk door zowel katholieken als protestanten gebruikt. Het simultaneum. Dit leidde herhaaldelijk tot pesterijen en vechtpartijen waar beide groepen zich schuldig aan maakten.

In de tweede helft van de 19e eeuw vindt er een verbouwing plaats waarbij er een driezijdig koor wordt gerealiseerd, het kerkschip wordt verlengd en er wordt een trappentoren gebouwd (1862).

Van 1901 tot 1903 vindt er een grote verbouwing plaats o.l.v. architect Jos Cuypers (zoon van Pierre Cuypers uit Roermond die o.a. het centrale station en het Rijksmuseum in Amsterdam heeft ontworpen). De kerk wordt vergroot met een vieringtoren en trancepten, een nieuw priesterkoor, een crypte en de toren krigen toegangsdeuren.

Tik of klik op de foto om de kerk van binnen te bekijken.

Tussen 1959 en 1962 vond er een verbouwing plaats o.l.v. architect Frits Peutz waarbij o.a. De sacristie van Cuypers wordt vervangen en er is een doopkapel gerealiseerd.

Het orgel dateert uit 1908 en is in 1951 uitgebreid (3 klavieren en 39 registers).

Het Carillon ook wel beiaard of klokkenspel genoemd is in 1964 geschonken door de bevolking en de Staatsmijnen en bestaat uit 49 bronzen klokken die worden bespeeld door Frank Steijns (violist bij Andre Rieu). Frank vierde in augustus 2020 zijn 25 jarig beiaardiers jubileum.

“Elke” zaterdagmiddag (van 14 tot 16 uur) is de kerk open en zijn er gidsen aanwezig die u kosteloos rondleiden. U kunt dan o.a. de plafondschilderingen van Charles Eyck en de glas in lood ramen van Eugène Laudy bewonderen.  Door gebruik te maken van de QR code bij de zuidelijke ingang kunt u op uw telefoon een kijkje nemen in de kerk.

Begraafplaats / Kerkplein

Naast de kerk bevond zich een ommuurde begraafplaats die in 1821 zo vol was dat men besloot om een tweede begraafplaats aan te leggen aan de Akerstraat 37a. In verband met de verbouwing van de kerk in 1901 zijn alle graven geruimd of verplaatst.

Gewelfgangen

Onder het kerkplein bevonden zich grote gewelfgangen, die als schuilplaats en magazijn dienden. Alle gewelven zijn gebouwd van kunradersteen* en baksteen en hebben een hoogte van ongeveer 2 meter; de dikte van de scheidingsmuren was ruim 1 meter en de bovenkant was  ± 30 centimeter dik. De huizen zijn later OP de ondergrondse gewelfgangen gebouwd, en werden als kelder gebruikt.  Op de plaats van de huidige crypte bevond zich ook een keldergewelf.  Ondergronds stond de Schelmentoren in verbinding met de kerktoren, die in die tijd een verdedigingstoren was. Het is aan te nemen dat de oude vesting een lange “vluchtgang” gehad moet hebben tot buiten de vesting.

De Heiligen

Sint Andreas (beroep visser) was een apostel van Jezus en de broer van apostel Petrus. Andreas is gekruisigd aan een X vormig kruis. Hij wordt meestal afgebeeld met dat X kruis, blootvoets met een lang tuniek en een schriftrol of boek in zijn hand.

Pancratius (Phrygië, Turkije, 289 na Chr. – Rome, 12 mei 304 na Chr.) In een poging om het christendom uit te roeien eisten Romeinse keizers dat iedereen een offer moest brengen aan de Romeinse goden. De 14 jarige Pancratius weigerde en werd ter dood veroordeeld. Op het graf van Pancratius werd dik 100 jaar later door Paus Symmachus een kerk gebouwd, de Sint Pancratiusbasiliek. Pancratius werd bijzonder vereerd in het middeleeuwse Europa en een gelofte, afgelegd in de Pancratiusbasiliek, gold als bijzonder heilig. Pancratius is een van de vier (vijf) ijsheiligen (12 mei)

Mamertus 11 mei – Pancratius 12 mei – Servatius 13 mei – Bonifatius van – Tarsus 14 mei – Sofia van Rome  15 mei

https://360.visitzuidlimburg.nl/pancratiuskerk/

Kroniek van de Sint Pancratiuskerk:

  • 1065: Andreaskapel wordt genoemd in een schenkingsakte.
  • 12e eeuw: Stichting Sint Pancratiusparochie.
  • 12e eeuw: Westwerk
  • 12e/13e eeuw: houten kapel wordt stenen kerk
  • 1394: Westwerk is vervangen door Dunjon.
  • 1606: Storm beschadigt toren en kerk
  • 1649 tot 1830: Simultaneum
  • 1862: Verbouwing en uitbreiding kerkgebouw.
  • 1901/03: Verbouwing door Jos Cuypers.
  • Het orgel dateert uit 1908
  • 1959/1962: Verbouwing door Peutz.
  • Het carillon dateert uit 1964

Landsfort Herle

In de 12de eeuw werd Herle in bestuurlijke zin onderdeel van het graafschap Valkenburg dat later in handen kwam van de hertogen van Brabant. De vesting is door Leo van Hommerich, stadsarchivaris van 1938-1975, landsfort gedoopt. Dit is een terechte naam voor de vesting omdat deze diende in de verdedigingslinie van de landsheer, destijds de hertog van Brabant.

Het hertogdom Brabant vormde, vanaf het midden van de middeleeuwen tot aan de negentiende eeuw, een in grootte wisselend grondgebied in de Lage Landen dat op basis van het feodale stelsel in bezit was van, en werd bestuurd door, leenmannen.Het hertogdom Brabant besloeg op een gegeven moment geheel Brabant (Het Vlaamse, Waalse  en Nederlands deel), provincie Antwerpen, het gewest Brussel en het Land van Overmaas (Zuid Limburg tot aan Herzogenrath) 

In de hagiografie (biografie van een heiligen) van de heilige Gerlachus uit 1225 wordt “castrum Herle” voor de eerste keer genoemd. Ofschoon het waarschijnlijk is dat Herle ouder is, gebruiken we toch dit jaartal als begindatum. Castrum betekent legerkamp, er was dus al een kamp maar in welke vorm is niet bekend.

In de 13e eeuw is er een strijd gaande tussen Koenraad van Hochstaden, aartsbisschop van Keulen, en de hertog van Brabant waarbij in 1239 naar het schijnt Heerlen wordt veroverd en in de as gelegd omdat Lotharius II en zijn zoon Theodericus II in deze strijd partij kozen voor hun broer/oom Koenraad. In 1244 werd in Roermond een vredesverdrag gesloten tussen Theodericus II van Ahr-Hochstaden en de hertog van Brabant, waarbij de eerstgenoemde toestemming kreeg om de burcht te herbouwen. Bij het herbouwen van de burcht ging de Schelmentoren, die er al sinds de 12e eeuw stond, deel uitmaken van de walmuur.

Reconstructietekening van het Landsfort anno 1394 door Mikko Kriek

De walmuur was 6 meter hoog en 2 meter dik, opgebouwd uit kunradersteen. Dat is een steen die in de buurt van Heerlen te vinden is. Het is ook waarschijnlijk dat  een deel van de muur gebouwd is met resten van vervallen Romeinse gebouwen die een paar honderd meter verderop hebben gestaan. 

Om de walmuur liep een gracht van ongeveer 12 meter breed en ‘n meter of 5 diep. Deze gracht is aan het einde van de 14e eeuw aangelegd omdat men in 1379 daarvoor pas toestemming kreeg.

In een wijde boog om het Landsfort liep nog een tweede gracht om het fort op de plaats waar nu de Dautzenbergstraat is tot aan de Klompstraat achter het Cityhotel langs en bij Putgraaf weer rechtsaf tot aan het Raadhuisplein en via de Raadhuisstraat weer naar de Dautzenbergstraat. Dus waar het kunstwerk “De Druppel” van Ivon Drummen staat, liep vroeger dus een gracht.

Veemarktpoort – Kerkhofpoort

De poort lag in oostelijke richting, waar nu de trap is naar de Pancratiusstraat ter hoogte van kunsthandel Van Wersch. De naam geeft ook al aan waar de poort lag, bij de veemarkt maar ook bij het kerkhof. De veemarkt lag op de plek waar nu het Wilhelminaplein ligt. Waarom die veemarkt hier lag is niet bekend. Soms ontstaan dingen gewoon op een plek. Water voor het vee was er voldoende aan alle kanten van het Landsfort dus dat kan de reden niet zijn geweest. Langs de overzijde van het Wilhelminaplein liep de tweede gracht.

Trichterpoort – Akerpoort 

Deze poort bevond zich tegenover het midden tussen wat nu de Geleenstraat en Akerstraat is. 

Keulsepoort 

Deze bevond zich bij de Gasthuisstraat, dat was vroeger de weg naar Keulen vanuit Herle.

Binnen het Landsfort bevonden zich de Sint Pancratiuskerk met een begraafplaats, de Schelmentoren en een aantal huizen.

Sint Pancratiuskerk

In een schenkingsakte van bisschop Udo van Toul uit 1065 wordt naast de wijding van de kerk in Voerendaal in het jaar 1049, door paus Leo IX ook de Martinuskapel en de Andreaskapel genoemd. Deze laatste stond vermoedelijk op de plek waar nu de Sint Pancratiuskerk staat. Door de eeuwen heen is de kapel een heuse kerk geworden.

De kerktoren van de St.-Pancratiuskerk (Turis major (de grote toren)), was in 1394 als een verdedigingstoren (dungeon of dunjon) gebouwd of gereedgekomen. De toren had toen geen spits en geen ingangen op de begane grond.

Begraafplaats / Kerkplein

Pancratiusplein Noord werd vroeger het Kerkplein genoemd, het was een omsloten plein zoals dat nu ook is. Eind jaren zestig zijn de huizen en de daartussen liggende stadsmuur afgebroken om zo de kerk beter tot zijn recht te laten komen. Eind jaren 80 waren de inzichten en meningen weer anders en is nieuwbouw gekomen. 

Naast de kerk bevond zich een ommuurde begraafplaats die in 1821 zo vol was dat men besloot om een tweede begraafplaats aan te leggen aan de Akerstraat 37a. In verband met de verbouwing van de kerk in 1901 zijn alle graven geruimd of verplaatst.

Gewelfgangen

Onder het kerkplein bevonden zich grote gewelfgangen, die als schuilplaats en magazijn dienden. Alle gewelven zijn gebouwd van kunradersteen en baksteen en hebben een hoogte van ongeveer 2 meter; de dikte der scheidingsmuren was ruim 1 meter en de bovenkant was  ± 30 centimeter dik.

De huizen zijn later OP de ondergrondse gewelfgangen gebouwd, en werden als kelder gebruikt.  Op de plaats van de huidige crypte bevond zich ook een keldergewelf.  Ondergronds stond de Schelmentoren in verbinding met de kerktoren (toen een dunjon of dungeon). Het is aan te nemen dat de oude vesting een lange “vluchtgang” gehad zal hebben tot buiten de vesting.

De Schelmentoren

De Schelmentoren, ook wel Turis minor (de kleine toren) genoemd, dateert waarschijnlijk uit de 12e eeuw en was een verdedigbare woontoren van de Rijnlandse graven Van Ahre (Theoderich), de toenmalige heren van Heerlen.

Nog een stukje geschiedenis:

Een van de meest roemruchte belegeringen uit de Heerlense geschiedenis vond plaats in 1542. Troepen van het hertogdom Gelre onder leiding van Maarten van Rossum, een nietsontziende krijgsheer met een lange lijst van wapenfeiten, omsingelden de vesting. De Heerlenaren hielden stand tot het Brabantse leger te hulp kwam.

Toen in 1661 Heerlen Staatse werd, verloor het fort zijn functie en was er geen geld meer beschikbaar voor onderhoud. (De Staten-Generaal is de regering van de Republiek der Verenigde Nederlanden en wordt kortweg de Staat genoemd. Staatse periode (1661-1794))

In 1670 werd aan de Staten-Generaal subsidie gevraagd voor het herstel van de poorten en de walmuur; het verzoek werd afgewezen. 

In de achttiende eeuw zijn al delen van de vestingmuren afgebroken en ook al grachten en waterlopen in fases gedempt. Halverwege de 19e eeuw zijn alleen de noord- en zuid gracht nog aanwezig. Als laatste werd de gracht aan de Bongerd (noordgracht) rond 1900 gedempt. 

Anno 2024 is achter de Sint Pancratiuskerk en in sommige kelders nog een deel van de walmuur (volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de oudste walmuur van Nederland) te zien.

Plaarstraat

In 1967 zijn in de Plaarstraat gemetselde gewelven ontdekt uit de 16e eeuw (Gelderse oorlog). Deze gewelven dienden waarschijnlijk als kazematten die aangesloten waren op een gangenstelsel.

Maquette 

De Bronzen maquette op het Pancratiusplein geeft het Landsfort Herle weer zoals het rond het jaar 1400 uitgezien zou kunnen hebben, met een walmuur, een gracht, de schelmentoren (die in die tijd Bickelstein genoemd werd) en de kerk in het midden. We zien drie stadspoorten, een kerkhof en enkele huizen.

Kroniek van Landsfort Herle:

  • Begin 11e Mottekasteel 
  • 1225 wordt “castrum Herle” voor de eerste keer genoemd. 
  • 1239 Castrum Herle werd verwoest door de hertog van Brabant.
  • 1244 Theodericus II van Ahr-Hochstaden mag het fort weer opbouwen.
  • In 1318 werd Heerlen als “oppidum” aangeduid, een term die juridisch wordt gezien als voorstadium van een stad.
  • 1379 Toestemming om grachten te graven
  • 1542 Belegering door Maarten van Rossum. 
  • 1580 tot 1610 Spaans bezetting
  • 1670 Subsidieverzoek voor onderhoud aan het fort wordt door de Staat afgewezen
  • 1795 Franse bezetting van Heerlen.
  • 1821 Begraafplaats naast kerk is vol. Er wordt een tweede begraafplaats aangelegd aan de Akerstraat.
  • 1862 Alleen de noord- en zuid gracht zijn er nog.
  • 1900 Gracht aan de Bongerd gedempt.
  • 1901 Alle graven naast de kerk worden geruimd of verplaatst.

Schelmentoren

De Schelmentoren, ook wel Turis minor (de kleine toren) genoemd, is  opgebouwd uit kunradersteen*, kolenzandsteen** en baksteen en maakte deel uit van het Landsfort Herle. Bekend is dat de Schelmentoren al in de 12e eeuw bestond als verdedigbare woontoren van de Rijnlandse graven Van Ahre, de toenmalige heren van Heerlen.

Aan het begin van de 11e eeuw stond er waarschijnlijk op deze plek of in ieder geval vlakbij (op enkele meters afstand) al een zogenaamde mottetoren***.

In de 13e eeuw werd de twee meter dikke en zes meter hoge walmuur tegen de bestaande toren aangebouwd. Een dikke honderd jaar later werd er ook nog een gracht van twaalf meter breed en vijf meter diep omheen gegraven. 

Het gebouw, bestaande uit drie verdiepingen met twee kelder verdipingen (onderste en een bovenste kelder) dienden dan als woning, die in tijden van onrust kon worden afgesloten, onder andere door het weghalen van de ladder (trap) naar de eerste verdieping. De trappentoren met de eikenhouten spiltrap, werd pas in de 18e eeuw gebouwd. In de zijmuren zijn nog schietgaten zichtbaar – nu dichtgemetseld – van waaruit men de Gasthuisstraat en de Veemarkt (Wilhelminaplein) kon verdedigen.

Onder het kerkplein bevonden zich grote gewelfgangen, die als schuilplaats en magazijn dienden. Alle gewelven zijn gebouwd van kunradersteen* en baksteen en hebben een hoogte van ongeveer 2 meter; de dikte van de scheidingsmuren was ruim 1 meter en de bovenkant was  ± 30 centimeter dik.

De huizen zijn later OP de ondergrondse gewelfgangen gebouwd, en werden als kelder gebruikt. Op de plaats van de huidige crypte bevond zich ook een keldergewelf. Ondergronds stond de Schelmentoren in verbinding met de kerktoren, die in die tijd een verdedigingstoren was. Het is aan te nemen dat de oude vesting een lange “vluchtgang” gehad moet hebben tot buiten de vesting.

In de vijftiende eeuw stond de Schelmentoren bekend als ‘Bickelstein’ maar een duidelijk verhaal achter deze naam is er niet.

Vanaf de eerste helft van de 16e eeuw doet de toren ook dienst als kerker. De cachotten bevonden zich in de onderste kelder en op de tweede verdieping vonden de rechtszittingen plaats.

In de toren bevond zich waarschijnlijk ook een kamer voor de wacht, en waren er archieven, tortuur werktuigen en wapens ondergebracht. 

De uitvoering van de opgelegde straffen vond plaats op de Heesberg (de galgenberg).

De toren had vanaf 1670 geen verdedigende functie meer en werd vanaf toen alleen nog gebruikt voor houtopslag, vergaderruimte en gevangenis.

In met name de 18e eeuw is de toren in gebruik geweest als raadzaal, vergaderzaal, gevangenis en martelkamer om Bokkenrijders te berechten.

Eind zeventiende, begin achttiende eeuw was de toestand van de toren erg slecht en was herstel dringend noodzakelijk. De gevangenen maakten gaten in de muren om te ontsnappen. Vanwege de slechte staat van de Schelmentoren en het grote aantal “schelmen” werden de verdachten in het begin van de achttiende eeuw opgesloten in het landhuis van de drossaard te Valkenburg alwaar de verhoren plaats vonden en ze door de Heerlense schepen rechters berecht werden, de executies vonden plaats op de Heesberg te Heerlen.

In de zeventiende en achttiende eeuw kende men overigens in de Landen van Overmaas geen gevangenisstraf, maar lijfstraffen, geldboetes en verbanning. Vermeende misdadigers werden slechts tot aan hun berechting opgesloten.

Ook het Valkenburgse landhuis raakte vol en dat heeft er mede toe geleid dat er geld beschikbaar kwam om de Schelmentoren te herstellen.

De nodigste herstelwerkzaamheden werden in de jaren ’50 en ’60 van de achttiende eeuw uitgevoerd. De platte bovenzijde van de Schelmentoren werd in 1757  vervangen door een puntdak. In de jaren ’70 vond een omvangrijke opknapbeurt plaats, de cachotten, die tot dan altijd in de vochtige kelder waren geweest, kwamen nu op de bovenste etage, een maatregel die bedoeld was om ontsnappingen tegen te gaan. 

In 1777 was de Schelmentoren helemaal hersteld.

Beerens en Stuijk

Op 17 december 1772 rond 11 uur overleed in de ouderdom van 38 jaar en 8 maanden Hermanus Beerens, gerechtsbode en cipier, woonachtig op de Veemarkt te Heerlen. Aldus het “Doodenboek”.  Vermoedelijk hebben Bokkenrijders die gevangen zaten in de Schelmentoren de cipier gelyncht en zijn vervolgens ontsnapt.

Beerens werd begin 1773 opgevolgd door cipier Joh. Jacob Struijk. Deze Struijk heeft zijn naam (in 1786) in de trapspil gekerft en in twee treden van de trap hogerop. Ook aan de binnenzijde van de derde cachotdeur vinden we een naam van een gevangenen uit die tijd: G. Minnaert

———-

In de 19e eeuw, met de komst van de Fransen (1795-1814) verandert er veel. De toren wordt een soort ‘gemeentehuis’ en vergaderplaats van het vredegerecht (voorloper kantongerecht). 

Na 1850 verloor de Schelmentoren ook geleidelijk zijn functie als gerechtsgebouw en gevangenis. Na 1870 werden in de toren geen mensen meer gevangen gehouden.

Schelmentoren in de 20ste eeuw

Aan de zijkant is nog zichtbaar waar vroeger een woning tegen de toren stond. In de 20e eeuw werd de Schelmentoren gebruikt als verenigingslokaal, repetitielokaal, bibliotheek, tekenschool en atelier en in 1975 heeft de stadscarnavalsvereniging  de Winkbülle **** haar intrek genomen in de toren. De cachotten zijn anno 2024 nu nog steeds op de bovenste verdieping aanwezig.

* Kunradersteen “Kundersjtee” is ontstaan (66 miljoen jaar geleden in het krijt tijdperk) uit skeletten van zeedieren die naar de zeebodem zonken en zich daar ophoopten. Onder invloed van druk en temperatuur zijn ze met der tijd versteend. De kunradersteen is harder dan mergel omdat het compacter is en geen klei bevat, het vertoont geen afbrokkeling of “afvriezing”. Kunradersteen werd al in de Romeinse tijd gebruikt als bouwmateriaal.

** Kolenzandsteen, ook wel Carbonische zandsteen genoemd, is een sterk verharde, soms compacte kwartsitische zandsteen, donkerbruin van kleur.

***  Een mottekasteel is een door mensenhand aangelegde aarden heuvel met daarop een houten toren omgeven door palissaden.

**** Op 3 november 1947 werd de Stadscarnavalsvereniging “De Winkbülle” opgericht door enkele leden van de Heerlense Rij- en Jachtvereniging.

De naam Winkbülle werd gekozen, omdat deze stempel al van oudsher op de Heerlenaren werd gedrukt. Omdat de leden uiterst hippisch georiënteerd waren lag het voor de hand dat tot wapendier der kersverse Winkbülle vereniging de “Lachende Ezel” werd gekozen. Dit enerzijds omdat de ezel tenslotte een vermakelijk lid is van de paardenfamilie 

Kunstenaar Cyriel Laudy maakte de lachende ezel die op het Pancratiusplein staat t.g.v. het 44 jarig bestaan van de Winkbülle

Kroniek van de Schelmentoren:

  • 12e Bouw Schelmentoren
  • 15e Bickelstein
  • Eerst helft 16e Schelmentoren krijgt de functie van gevangenis.
  • 1670 Schelmentoren heeft geen verdedigingsfunctie meer.
  • Eind 17e Schelmentoren in slechte staat.
  • 18e De Schelmentoren krijgt een trappentoren met spiltrap.
  • 1750/60 Nodigste herstelwerkzaamheden aan de Schelmentoren.
  • 1757 Schelmentoren krijgt puntdak
  • 1770 Omvangrijke opknapbeurt Schelmentoren
  • 1772 Cipier Beerens wordt gelyncht.
  • 1773 Cipier Struijk volgt Beerens op
  • 1772 tot 1775 Bokkerijders processen.
  • 1777 Schelmentoren is weer helemaal in orde.
  • 1786 Struijk kerft zijn naam in trapspil.
  • Begin 19e Schelmentoren wordt een soort “gemeentehuis” en “kantongerecht”.
  • 1850 De Schelmentoren als gerechtsgebouw en gevangenis wordt steeds minder belangrijk.
  • 1870 Er worden geen mensen meer opgesloten in de Schelmentoren.
  • 1975 De Winkbülle nemen hun intrek in de Schelmentoren.

Schachtgebouw Oranje Nassaumijn I

Met het plaatsen van de rode neonletters boven op de schachtbok, werd in juli 1981 de restauratie van het schachtgebouw en ophaalgebouw van schacht twee van de voormalige ON1 mijn voltooid.

De sloop van het bovengrondse mijnbedrijf was in volle gang toen men zich in 1975 bedacht dat een herinnering aan de ON 1 mijn wel wenselijk zou zijn. Het door de sloophamer gehavende schachtgebouw en ophaalgebouw zouden hersteld worden zodra het nieuwe kantoorgebouw (CBS) dat op het voormalige mijnterrein gebouwd werd, klaar zou zijn.

Bij de restauratie is schachtgebouw 2 vanaf de fundering opnieuw opgebouwd met materialen van het behoedzaam gesloopte schachtgebouw 1. De originele bouwtekeningen waren bewaard gebleven, zodat het gebouw er in 1981 exact zo uitzag als toen het net opgeleverd was in 1897. Ook zijn er onderdelen van de schachtbok van schacht 1 gebruikt om schachtbok 2 compleet te maken.

De bouwstijl van zowel het schachtgebouw als het ophaalgebouw waren geïnspireerd op de zogenaamde Russische “Malakofftoren” en de beide gebouwen zijn in 1980 net als toen met kantelen en boogramen opnieuw herbouwd.

In het schachtgebouw bevond zich een 470 meter diepe schacht met een diameter van 320 centimeter waarin aan een dikke staalkabel hangende liftkooien voor het transport van mensen, kolen en materieel zich bevonden. Via het schachtwiel liep die dikke staalkabel naar het achtergelegen gebouw, het zogenaamde ophaalgebouw.

In het ophaalgebouw staat de originele ophaalmachine uit 1897 die oorspronkelijk stoom aangedreven was en daarna is omgebouwd en middels perslucht werd aangedreven.

Met het in werking stellen van de schachtwielen opende minister van der Hoeven op 7 november 2005 het Nationaal Mijnmuseum, die naam veranderde naderhand in Nederlands Mijnmuseum. In het museum zijn heel veel authentieke mijnspullen te bezichtigen en vertellen gidsen het verhaal van 75 jaar mijnindustrie in Limburg.

Glück Aiuf

De Droomvijver

De naam Droomvijver is eind jaren vijftig bedacht door de secretaris van de visvereniging “Haal op”. Een Hoensbroekse vereniging die al sinds 1952 bestaat. In de beginjaren had de vereniging geen eigen visvijver en werd er gevist aan het Julianakanaal en de Maas. Bij een bezoek aan een visvijver in Eindhoven in 1956, ontstond het idee om een eigen visvijver aan te leggen.

Een mogelijke locatie voor de vijver was het vrij natte terrein naast kasteel Hoensbroek, waar tot 1953 SV Hoensbroek voetbalde. De voorzitter van “Haal op” kon de directie van de Staatsmijnen overtuigen van het belang van een visvijver waardoor de eigenaar van het 8 hectare grote terrein en de gemeente Hoensbroek zich ook schaarden achter het plan om een 6 hectare grote visvijver te maken met een oeverlengte van 1500 meter. 

Foto Heerlen Totaal 2019

Men had becijferd  dat de aanleg van de vijver 165.000 gulden zou gaan kosten. Diverse belanghebbende partijen droegen hun steentje bij zodat de visvereniging zelf nog (maar) 10.000 gulden op tafel hoefde te leggen. Dankzij de bijdragen van burgers, middenstand en verenigingen was het geld snel bij elkaar en kon de burgemeester samen met de voorzitter op 24 juli 1959 de eerste spade in de grond steken.

Er werd een gracht gegraven en de grond werd als een wal aan de buitenzijde van de gracht opgeworpen. Omdat het grondwater in dit drassige gebied niet meer weg kon stromen liep het vol en ontstond de vijver.

Een vijver is pas een visvijver als er gevist wordt, maar daarvoor moet er wel vis in de vijver zwemmen. Vanaf februari 1960 werden er vissen in de vijver uitgezet en kon er een week voor de officiële opening op 29 mei 1960 de eerste viswedstrijd worden gehouden.

Als in de winters de vijver dicht vroor kon er tegen betaling geschaatst worden, dat leverde genoeg geld op voor de aanleg van 8 lichtmasten.

In 1967 werd er als kers op de taart door de leden van “Haal op” nog een kantine gebouwd. Zo was de droom van een eigen vijver compleet voor de grootste vereniging van Hoensbroek.

Bron: www.dedroomvijver.nl

Busstations van Heerlen

In 1955 werd het NS-terrein tussen het treinstation en de loodsen van Van Gent en Loos ingericht als busstation voor de LTM bussen. Overige busondernemingen hadden hun haltes nog steeds langs de weg, net zoals de LTM dat voorheen ook had. 

Loco burgemeester ir Hans Schlösser opende op vrijdag 15 oktober 1976 een nieuw busstation aan de noordzijde van het spoor en het eerste deel van de voetgangerstunnel (70 meter) die de verbinding vormde tussen het busstation en de perrons. Het busstation werd gebruikt door de LTM (18 buslijnen), lAO (4 buslijnen) en Mulder (één lijn). Ook werd de reconstructie van de Spoorsingel en de Kempkensweg op deze dag officieel in gebruik genomen.

Een jaar later (oktober 1977) werd de eerste paal geslagen voor de Hoppenhof waar uiteindelijk ook de stationsdiensten van LTM, lAO en Mulder een plaats zouden krijgen.

Juli 1977: In opdracht van de NS heeft architectenbureau Articon een overkapping ontworpen voor het busstation in Heerlen dat door Staalbouw Leunissen BV te Simpelveld gemaakt zou worden. De overkapping, met een doorrijhoogte van 4,25 meter en de luifels werden verbonden met het nieuwe kantoorgebouw, dat aan het uiteinde van de nu bestaande voetgangerstunnel werd gebouwd. 

In maart 1977 kreeg bouwbedrijf P. Smeets B.V. uit Meerssen, van architectenbureau Articon te Amersfoort de opdracht voor de bouw van het tweede gedeelte van de voetgangerstunnel. De tunnel moest een goede verbinding gaan vormen tussen het nieuwe busstation, het stadscentrum en het treinstation.

Burgemeester J. Reijnen heeft op 27 maart 1979 het kantoorgebouw de Hoppenhof de Kempkensweg officieel geopend.  De hoppenhof werd gebouwd door bouwonderneming Laeven B.V. uit Heerlen dat zich ook zelf vestigde in de Hoppenhof.

In augustus 1982 werd begonnen met de bouw van een nieuw treinstation. Dat als het ware op de tunnel werd gebouwd en een ondergrondse stationshal had op tunnelniveau.

Op 22 februari 1996 begon de sloop van de overkapping die weg moest  omdat het een droge plek bood voor junks.

In 2008 werd aan de noordkant van het station en ten oosten van de Hoppenhof een halfronde, open stalen boogconstructie geplaatst met een lengte van 60 meter en een overspanning van 30 meter. Onder de boog bevinden zich de bushaltes van het busstation Heerlen. Op de boog groeit een Italiaanse blauweregen die in de maand mei prachtig bloeit. Het staal heeft een speciale behandeling ondergaan zodat het niet iedere 30 jaar geschilderd hoeft te worden. Op 10 oktober van dat jaar werd het nieuwe busstation in gebruik genomen.

In 2006 is de Hoppenhof gerenoveerd om het een zelfde aanzien te geven als het Maankwartier waarvan de bouw startte in 2012

Samengevat:

Eind 1955 Busstation Zuid.

Juni 1976 Busstation noord in aanbouw.

Oktober 1976 Opening busstation noord & eerste deel tunnel.

Juli 1977 Opdracht overkapping.

Maart 1977 Opdracht tweede deel tunnel.

Oktober 1977 Eerste paal Hoppenhof.

Maart 1979 Opening Hoppenhof.

Mei 1982 Aankondiging bouw remise Zeswegen.

Augustus 1982 Start van de bouw van het nieuwe station.

November 1984 Onthulling van “de Reizigster”

Februari 1996 Sloop overkapping.

2006 Renovatie Hoppenhof.

2008 Bouw busstation noordoost.

Oktober 2008 Opening busstation noordoost.

2012 Start Maankwartier noord

Busonderneming LTM

De LTM exploiteerde sinds de oprichting op 15 februari 1921 de tramlijnen in Midden-Limburg en later alleen in Zuid-Limburg. Het hoofdkantoor verhuisde in 1945 van Roermond naar de Geerstraat 64 te Heerlen.

Op 23 februari 1957 werd een nieuw kantoorgebouw aan de Kempkensweg (heette later Spoorsingel) in gebruik genomen. Een betonconstructie bekleed met Franse natuursteen naar een ontwerp van architect Frits Peutz. Kosten 350.000 gulden.

Aandelen LTM in 1949: 40% rijksoverheid, 40% provinciale overheid en 20% Nederlandse Spoorwegen.

Vanwege de hoge onderhoudskosten van het trammaterieel werden er steeds meer bussen ingezet en werd de tramlijn Heerlen – Brunssum – Sittard op 31 juli 1949 opgeheven en op  14 mei 1950 arriveerde de laatste tram vanuit Kerkrade in Heerlen en hield de LTM zich alleen nog bezig met busvervoer.

Maar de LTM was niet de enige vervoerder; van en naar Heerlen reden vijf verschillende vervoerbedrijven die allemaal hun eigen ding deden. Pas vanaf 1974 werden hun diensten op elkaar afgestemd en kwam er een gezamenlijk busboekje. (Voor de jeugd: een busboekje was een boekje waar alle busroutes met stopplaatsen en vertrektijden vermeld werden).

VSL (Verenigd Streekvervoer Limburg) is opgericht in 1978, het is een fusie van: LTM (limburgsche Tramweg Maatschappij),  NAO (Nedam’s Autobus Onderneming) en EBAD (Eerste Beeker Autobus Dienst).

Tussen 1980 en 1986 nam VSL vervolgens de laatste particuliere bedrijven, CAO, IAO, Meussen, Mulder en De Valk over.

In 1989 werd VSL eigendom van holdingmaatschappij VSN (Verenigd Streekvervoer Nederland) 

In 1995 fuseerde VSL met Zuidooster Autobusdiensten NV uit Gennep. Zo ontstond er één vervoerder voor heel Limburg met de naam Hermes. In 1999 werd Hermes verkocht aan Connexxion

Vanaf 10 december 2006 werd het gehele openbaar vervoer verzorgd door Veolia Transport Nederland en sinds 11 december 2016 is het openbaar vervoer in handen van Arriva.

Busonderneming Mulder

Busbedrijf Mulder werd op 26 januari 1924 opgericht door Sjeng Mulder die met een busdienst tussen Heerlen en Hoensbroek begon en dat na enige tijd uitbreidde met een busdienst tussen Heerlen en Beek.Toen in 1929 ook broer Pierre in het bedrijf kwam werd de naam veranderd in “Gebroeders Mulder”.Na vier jaar (juni 1933) ging Pierre alleen verder met de lijn Heerlen-Hoensbroek en Sjeng met de lijn Heerlen-Beek, Als broer Hub Mulder in 1938 bij Sjeng in het bedrijf komt staat er weer  “Gebroeders Mulder” op het briefpapier. In 1942 voegde ook Pierre zijn onderneming er weer aan toe en gingen de drie broers samen verder.

In 1948 kochten Sjeng en Hub Amerikaanse bussen van het merk “White” die ze wit lieten spuiten. Ze vestigden zich met reisbureau “White Cars” aan het Emmaplein in Heerlen.

Veel bussen van White Cars hadden een eigen naam zoals Matterhorn – Rigi – Sint Gotthard – Jungfrau – Sint Bernhard – Majola – Riva del Garda – Grossglockner – San Salvatore – Oberjoch – Silvretta – Montserrat – Monte Cassina.

In 1954 werd de lijndienst Heerlen-Beek-Geleen overgenomen door de LTM en verzorgde White Cars alleen nog vakantiereizen door heel Europa.

In 1960 verhuisde White Cars naar de Spoorsingel waar behalve het reisbureau ook een garage was met ruimte voor ca. 20 bussen. Bovendien was er op de verdieping een hotel met een eetzaal geschikt voor 42 gasten. Op 1 januari 1978 is het bedrijf opgeheven.

Pierre bleef onder de naam PMH (Pierre Mulder Hoensbroek) de busdienst tussen Heerlen en Hoensbroek verzorgen. Onder de naam Green Cars verzorgde ook hij vakantiereizen. In 1953 nam de LTM de vergunning van PMH over en mocht Pierre de busdienst voor de LTM blijven uitvoeren. Na het overlijden van Pierre in 1979, nam de VSL het bedrijf in 1980 over.

VSL (Verenigd Streekvervoer Limburg) was een fusie van: LTM (limburgsche Tramweg Maatschappij),  NAO (Nedam’s Autobus Onderneming) en EBAD (Eerste Beeker Autobus Dienst).

Tussen 1980 en 1986 nam VSL vervolgens de laatste particuliere bedrijven, CAO, IAO, Meussen, Mulder en De Valk over.

In 1989 werd VSL eigendom van holdingmaatschappij VSN (Verenigd Streekvervoer Nederland) 

In 1995 fuseerde VSL met Zuidooster Autobusdiensten NV uit Gennep. Zo ontstond er één vervoerder voor heel Limburg met de naam Hermes. In 1999 werd Hermes verkocht aan Connexxion

Vanaf 10 december 2006 werd het gehele openbaar vervoer verzorgd door Veolia Transport Nederland en sinds 11 december 2016 is het openbaar vervoer in handen van Arriva.

IAO busonderneming

De NV Internationale Autobus Onderneming werd opgericht in 1937 en bestond uit twee zelfstandige busondernemingen, te weten busbedrijf Vankan uit Nieuwenhagen en busbedrijf Römkens uit Eygelshoven. In 1942 kregen de bussen de kleuren rood / crème. Bij Vankan overheerste de kleur crème en bij de bussen van Römkens de kleur rood. Op de achterkant van de bus stond of Nieuwenhagen – Eygelshoven (Vankan) of Eygelshoven Nieuwenhagen (Römkens).

Naast lijndiensten werden de bussen ook ingezet voor het vervoer van mijnwerkers en voor dagtochten.

Tot begin jaren vijftig vertrokken de IAO bussen vanaf het Wilhelminaplein, daarna vanaf de Spoorsingel, vanaf midden jaren vijftig vanuit de Stationsstraat en in oktober 1976 was er voor de vier lijndiensten van de IAO plek op het nieuwe busstation aan de noordkant.

In 1978 werd VSL (Verenigd Streekvervoer Limburg) opgericht, die de een na de andere busonderneming heeft overgenomen. IAO Vankan in 1984 en als laatste IAO Römkens in 1986.

VSL (Verenigd Streekvervoer Limburg) was een fusie van: LTM (limburgsche Tramweg Maatschappij),  NAO (Nedam’s Autobus Onderneming) en EBAD (Eerste Beeker Autobus Dienst).

Tussen 1980 en 1986 nam VSL vervolgens de laatste particuliere bedrijven, CAO, IAO, Meussen, Mulder en De Valk over.

In 1989 werd VSL eigendom van holdingmaatschappij VSN (Verenigd Streekvervoer Nederland) 

In 1995 fuseerde VSL met Zuidooster Autobusdiensten NV uit Gennep. Zo ontstond er één vervoerder voor heel Limburg met de naam Hermes. In 1999 werd Hermes verkocht aan Connexxion

Vanaf 10 december 2006 werd het gehele openbaar vervoer verzorgd door Veolia Transport Nederland en sinds 11 december 2016 is het openbaar vervoer in handen van Arriva.