Het was 24 mei 1969 de vrijdag voor het Pinksterweekend. In de kelder van de op 2 mei geopende Amro bank te Heerlen was men volop aan de gang. Daar werd namelijk de kluis gekraakt. Op 27 mei kwam men tot de ontdekking dat er 543.000 gulden verdwenen was. Er werd een beloning van 5000 gulden uitgeloofd voor degene die inlichtingen kon verschaffen die tot de arrestatie van de daders zou leiden.
Omdat de pas geopende bank op dat moment nog geen werkende alarminstallatie had, konden de dieven rustig hun gang gaan. De kluis, van het merk Lips, bleek bovendien voorbewerkt te zijn zodat deze vrij eenvoudig geopend kon worden.
Al snel werd een naam genoemd van een vermoedelijke dader(bende). Men heeft nooit iets kunnen bewijzen en het geld is ook nooit teruggevonden. De geruchtenmachine draaide echter op volle toeren. Maar er was ook respect voor deze geweldloze kraak waarbij niemand persoonlijk benadeeld is geworden. Een perfecte kraak dus.
Boven de noordelijke ingang van de Sint Pancratiuskerk staat een klein en kleurrijk beeldje.
Het is Jacobus de Meerdere, de patroonheilige van de Santiago Pelgrims (mensen die naar Santiago de Compostella lopen, in het noorden van Spanje).
Jacobus de Meerdere is herkenbaar aan de pelgrimsstaf en de Jacobusschelp op zijn hoofd. Heerlenaar Peter Schunck heeft het beeld speciaal voor deze kerk laten maken door onze stadgenoot, de beeldhouwer Sjaak Teunissen.
Aanleiding voor deze schenking was de goed verlopen pelgrimstocht die Peter en zijn vrouw Marlène in 2012 vanuit Heerlen hebben gelopen. Na haar overlijden van Marlène heeft Peter de route in 2015 nog eens gelopen.
Het beeldje is ingezegend door Bisschop Frans Wiertz die lange tijd pastoor/deken is geweest in de Sint Pancratiuskerk.
Sindsdien kun je in de kerk een speciale stempel in de pelgrimspas zetten als je in Heerlen aan de Camino begint of via Heerlen loopt.
De schepenbank was gevestigd in de Schelmentoren, ook wel Gevangentoren genoemd. Hier werden gevangenen opgesloten tot aan hun berechting en de overheidsarchieven werden er bewaard. De naam Schelmentoren komt van het ouderwetse woord ‘schelm’ dat deugniet of dief betekent.
Schepenbanken werden ingesteld door Karel de Grote rond 800 en bestonden uit 7 tot 12 personen. De schout, verantwoordelijk voor de openbare orde, was voorzitter van de schepenbank. Hij vertegenwoordigde de landheer, deed opsporing naar misdadigers, formuleerde de aanklacht en was verantwoordelijk voor de uitvoering van opgelegde straffen. De functie van schout verdiende goed, dus het was een gewilde en lucratieve betrekking waarvoor men soms flink wat geld betaalde om deze te bemachtigen.
De schepenbank was aanvankelijk een regionale rechtbank. In de Late Middeleeuwen (1200) kregen schepenbanken ook bestuurlijke taken en begonnen ze te lijken op wat we tegenwoordig een ‘gemeente’ zouden noemen. Zo bespraken de schepenen op de zogeheten ‘geërfdendagen’ (gouwdagen) het beleid van de gemeente. Zo bogen ze zich voor hun landsheer over de financiën en de te innen belastingen en waren ze betrokken bij de aanstelling van onder meer onderwijzers en vroedvrouwen. Na 1789 (franse revolutie) hoorde de schepenbank op te bestaan. In 1879 verhuisde het gemeentebestuur en de politie naar het nieuw gebouwde gemeentehuis aan de Geleenstraat. Daarna werd de toren gebruikt door verenigingen als clublokaal, repetitielokaal en als bibliotheek, tekenschool en atelier.
In de jaren 60 van de vorig eeuw stond de Saroleastraat, Dautzenbergstraat, Oranje Nassaustraat en Stationstraat bekend bij de jongens en meisje van Heerlen en omstreken als de renbaan.
In het lied “Miene Oambusj” van Wiel Knipa wordt er zelfs over gezongen.
Went mit `n vieftieën – zestieë joar
`t hat get fosser tiekt
da weëd de renbaan rònkgesneurd
bis dat e meëdje kiekt.
En houw me dem dreej rundse lank verleëge aa g`n erm,
Da zuchde men `ns deep en vroog
Dat leefste prieke werm :
Gank mit d`r Oambusj in enz .
De renbaan was de looproute in de bovengenoemde straten waar de vrijgezelle jeugd op zaterdag en zondag rondjes liep op zoek naar een afspraakje (date). Je keek dan zogenaamd in de etalage van een winkel in de hoop dat er een meisje / jongen bij kwam staan die ook zogenaamd in die etalage keek. Wat er in de etalage te zien was kon je als aanknopingspunt gebruik voor een gesprek.
Als je iemand aan de haak wilde slaan dan moest dit gebeuren tussen vijf en zeven. Dat zal wel iets te maken hebben gehad met de aanvangstijd van de film denk ik.
Een favoriete winkel was Käller Schunck in de Oranje Nassaustraat, daar had je een aantal etalages en je stond droog als het regende. Als een jonge en een meisje elkaar hadden gevonden voor een der etalages dan konden ze heel braaf rondjes blijven lopen over de renbaan of naar de (donkere) bioscoop gaan. De Scala bioscoop in de Stationstraat was geliefd vanwege de lage entreeprijs. Want de jongen betaalde uiteraard voor het meisje en dan moet je toch op de kleintjes letten.
Aansluitend kon je nog een ronde lopen op de renbaan en/of in cafe oud Heerlen aan de Saroleastraat (bij barvrouw May) wat gaan drinken totdat het tijd was om het meisje naar de bus te brengen. De jongen kon na het vertrek van de bus eventueel terug naar de kroeg om zijn belevenissen van die avond met z’n vrienden te delen.
Het oude stadhuis uit 1877 was te klein geworden voor Heerlen, dat inmiddels 50.000 inwoners telde. Te Weinig ruimte voor alle ambtenaren, teveel archief voor een te kleine archiefruimte en een veel te kleine raadzaal. Men wilde geen halve maatregelen nemen en besloot dat er nieuw gebouwd moest worden.
Op 22 april 1937 werd aldus besloten dat het eerste gedeelte van het nieuwe stadhuis gebouwd moest worden. Ir. Peutz had de schetsen al gereed.
De muziekschool en het brandspuithuis moesten afgebroken worden om plaats te maken voor het representatieve deel van het nieuwe stadhuis met een heus plein ervoor. Het oude stadhuis aan de Geleenstraat bleef voorlopig in dienst.
In september 1938 presenteerde dhr. Peutz de uitgewerkte plannen; een modern gebouw, sober en voornaam.
Na een openbare aanbesteding kreeg N.V. Dura uit Rotterdam op 27 januari 1939 de opdracht voor het bouwen van het eerste deel.
Ondanks het uitbreken van de tweede wereldoorlog werd het representatieve deel in 1941 in gebruik genomen.
Nog voor het eerste deel klaar was werd, op 13 juni 1941 besloten dat N.V. Dura ook het tweede deel mocht bouwen. Dit ging via een onderhands aanbesteding
De verkoop van een pand aan de Geleenstraat had voldoende geld opgebracht om een behoorlijk deel van de bouwkosten te betalen en aangezien de materialen steeds duurder en schaarser werden was haast geboden, bovendien was er dringend behoefte aan een gecentraliseerde administratie.
De Algemene Gemachtigde (de Duitsers) gaf geen vergunning af om te bouwen en daarnaast was er ook nog een verbod op het gebruik van cement. Maar na een persoonlijk onderhoud met de gezaghebbende heren waren deze problemen snel van tafel.
Eind 1941 werd het oude stadhuis afgebroken en begin 1942 werd gestart met de bouw van het tweede deel van het nieuwe stadhuis. Op de planning stond een bouwtijd van 16 maanden, maar door bouwverbod, verbod op gebruik van cement, inbeslagnames van materialen en materieel, personeelstekort en de psychische druk van de bezetting kon de oplevering van dit modern, sober en voornaam gebouw pas plaatsvinden in 1948.
Commissaris der Koningin Dr. F. Houben heeft op 27 april 1948 in aanwezigheid van H.K.H. Prinses Juliana het stadhuis officieel geopend.
Het verhaal begint gek genoeg met een ander kruis, namelijk het houten kruis dat tegenover de ingang van de ON I stond. Het staat nu een eindje verderop in het parkje bij de rotonde. Dat kruis is tijdens de carnaval, in februari 1919 door een dronken buitenlandse mijnwerker van z’n plek gehaald en de steenberg bij zeswegen opgedragen. De volgende ochtend werd de man daar dood aangetroffen. Het was voor de bevolking duidelijk de straf van God.
Het houten kruis werd netjes teruggeplaatst en er werd “tot eerherstel” een inzamelingsactie gestart voor een nieuw kruis. In het Limburgsch Dagblad van 20-03-1919 verscheen een artikel waarin opgeroepen werd om giften te doen voor een nieuw kruis.
Het nieuwe kruis (met corpus) van de Maastrichtse kunstenaar Arnold Lejeune werd geplaatst in het verlengde van de Dautzenbergstraat, midden op het Wilhelminaplein. Het kruis werd op Hemelvaartsdag, 13 Mei 1920 ingezegend door deken Brewers van Heerlen. Het verving het oude kruis dat al sinds 1827 op de “Veemarkt” stond. Het oude kruis is verplaatst naar de pastorie aan de Gerard Bruningstraat op de Molenberg.
Bij de reconstructie van de Emmastraat in 1951 heeft men het kruis een stuk naar achteren verplaatst. Het café achter het kruis werd overigens heel toepasselijk “Hinger Hergots vot” genoemd. In 1988 is het Wilhelminaplein opnieuw aangepast en is het kruis, zonder corpus (ontvreemd in 1987) verplaatst naar de zijkant van wat toen Femina was. Met een nieuwe corpus en een mooi hekwerk uit 2005, staat het bekendste wegkruis van Heerlen anno 2019 nog steeds op die plek.
Met takken zo dik als bomen en een stamomtrek van 5 meter 65 is de nagenoeg 30 meter hoge “eik” van Terworm zeer indrukwekkend te noemen.
Dat deze plataan, eik genoemd wordt komt misschien vanwege het feit dat hij op de driesprong staat van de Eikendermolenweg met de Koekoeksweg en Terworm. Volgens de Bomenstichting is deze gigant tussen 1750 en 1800 geplant.
Omdat je een boom niet zomaar even weghaalt zoals een paaltje bijvoorbeeld, werden bomen gebruikt om een gebied te begrenzen (grensbomen). Ook werden ze geplant als blijvende herinnering aan bijvoorbeeld een huwelijk of een geboorte (herdenkingsboom).
Of de plataan van Terworm een grensboom of een herdenkingsboom is weten we niet, omdat er nog geen geschriften zijn gevonden die dat eenduidig aangeven. In het Rijksarchief Limburg ligt nog veel materiaal over Terworm opgeslagen dat onderzocht moet worden. Er zijn wel een aantal theorieën betreffende de boom.
Zo zou het een grensboom kunnen zijn geweest tussen de Laurentiusparochie in Voerendaal en de Pancratiusparochie in Heerlen.
Het is ook mogelijk dat de plataan geplant is om te herdenken dat de familie Belderbusch rond 1750 een aaneengesloten landgoed in handen heeft gekregen, dat ze door de jaren heen beetje bij beetje verworven hebben. Te weten: Terworm, Gitsbach, Eyckholt, De Driesch.
Of is de plataan geplant als geboorteboom na de geboorte van erfgenaam Karl Leopold van der Heyden genant Belderbusch die in 1749 is geboren. Als het kind één jaar is en de kans op overlijden klein, wordt de boom pas geplant.
We kunnen wel met zekerheid zeggen dat het al meer dan 100 jaar een troostboom is. Bij een boom ouder dan de oudste mens vindt men namelijk troost en steun, hier komt men tot rust en krijgt men nieuwe hoop. Maar bovenal is deze “eik” van Terworm een prachtig stuk natuur.
D’r Kuëb va Heële is verzonnen door Mathieu Kessels (1858 – 1932), of is de kern van het verhaal toch misschien waar? Kessels beweerde dat hij, de hoogbejaarde Kuëb (Jacobus) begin twintigste eeuw tegen kwam in Welten, met hem aan de praat raakte en vervolgens zijn verhalen heeft opgeschreven en later zelfs gepubliceerd.
D’r Kuëb va Heële was een soldaat in het leger van Napoleon. Veel hooggeplaatste franse militairen kenden hem, zelfs Napoleon behoorde tot zijn kennissen. Zijn oorlogshandelingen zijn stuk voor stuk ongelooflijk heldhaftig te noemen.
Sinds 1971 staat er een bronzen standbeeld van D’r Kuëb va Heële op het voormalige Kerkplein, nu Pancratiusplein noord. Een boek, een beeld, een lied (hij wordt o.a. bezongen in het Heerlens volkslied) en een regiment. Op 1 april 2003 is het “Garderezjiment Kuëb va Heële” opgericht en officieel door de burgemeester geïnstalleerd.
Bont geklede mensen komen en gaan, nemen afscheid of ontmoeten elkaar. Auto’s, bussen en fietsen rijden door het zonnige Limburgse landschap waar ook de gele trein van de NS waargenomen kon worden. Zelfs de kerk van Eygelshoven was te zien in dit enorme glas-in-lood raam. Door de transparante zijkanten van het raam kon je de “echte” reizigers voorbij zien lopen, waardoor het geheel tot leven kwam. En als het raam het ‘s avonds van binnenuit aangelicht werd was dat indrukwekkend mooi.
We hebben het over het glas-in-lood raam van het derde station van Heerlen-centrum. Het station dat in 1985 is gebouwd en in 2012 is afgebroken om plaats te maken voor het Maankwartier.
Het raam is speciaal voor dit station ontworpen door Hans Truijen (1928 – 2005) en uitgevoerd door Atelier Joëlle d’Alsace uit Lanaken, België. Vóór de sloop van het station heeft de eigenaar ProRail in overleg met de gemeente Heerlen gekeken of het raam ergens herplaatst kon worden. Dat is vanwege de omvang van het kunstwerk (6 x 11 meter) niet mogelijk gebleken. Daarop is het kunstwerk verpakt in kratten en opgeslagen bij het Atelier Joëlle d’Alsace. Daar wacht “Reis en aankomst in de stad” op een nieuwe bestemming.
In het open veld achter het kruispunt van landwegen, waar een linde stond (het Lindeveld), startte op 1 augustus 1913 de bouw van de ambachtsschool. In de door Jan Stuyt ontworpen school werd de ambachtsschool en de mijnschool gevestigd. Het doel van deze scholen was om de mijn te voorzien van technisch personeel (arbeiders en beambten).
Drie en een halve maand later (12 december 1913) startte de eerste opleiding met 22 leerlingen. Er was 1 lokaal beschikbaar, geen tweede verdieping en geen dak. De reden voor deze chaotische start was het opstrijken van de rijkssubsidie voor het jaar 1913.
In juni 1914 was de buitenkant van de school gereed maar moest er binnen nog van alles gedaan worden.
Al snel bleek de school te klein te zijn en daarom werd er in 1917 de zuidvleugel aangebouwd, twee verdiepingen zonder dak.
Het zou tot 1921 duren voordat er een dak op de verdiepingen werd gemaakt.
Het gebouw was nog steeds niet opgewassen tegen het groeiend aantal leerlingen en kreeg in 1929 een noordvleugel.
Vele duizenden leerlingen later, in 1980 wordt de school gerenoveerd en 13 jaar daarna is het gedaan met het onderwijs in de ambachtsschool, de LTS vertrekt en het gebouw komt leeg te staan.
Heel Heerlen is in shock als op 31 oktober 1996 een grote brand het gebouw verwoest. Gelukkig wordt er besloten tot renovatie en uitbreiding en in 1999 is het pand klaar om de nieuwe eeuw in te gaan.
Door de jaren heen heeft de ambachtsschool vele mede “bewoners” gekend zoals de mijnschool, ITS, MTS, UTS, HTS en ook de naamsveranderingen naar techische school en LTS maken het verwarrend. Uiteindelijk bleef het in de volksmond altijd de ambachtsschool. De school met het torentje.
Nog even wat data op een rij:
Op 7-4-1913 wordt de “Vereeniging Ambachtsschool en Mijnschool voor Heerlen en omstreken” opgericht.
Op 12-12-1913 wordt de Ambachtsschool en Mijnschool aan het Burgemeester de Hesselleplein in gebruik genomen.
Op 5-10-1922 wordt het schoolgebouw aan het Bekkerveld (Architect Seelen) geopend en neemt de Mijnschool er zijn intrek.
Op 4-12-1922 wordt de MTS opgericht in het schoolgebouw aan het Burgemeester de Hesselleplein.
Op 6-5-1929 wordt de MTS gehuisvest in de nieuwe noordvleugel (Architect Stuyt) aan het Burgemeester de Hesselleplein.
In 1940 verhuist den mijnschool naar de noordvleugel aan het Burgemeester de Hesselleplein en verhuist de MTS naar het Bekkerveld, ze verwisselen dus van locatie.
In 1953 wordt de UTS opgericht, de UTS licht qua niveau tussen dat van de ambachtsschool en van de MTS in. Locatie: Burgemeester de Hesselleplein.
In 1957 wordt de MTS, de HTS. De locatie blijft ongewijzigd het Bekkerveld.
In 1963 verhuisd de UTS van het Burgemeester de Hesselleplein naar de Schimmelpenninckstraat.
In 1964 verhuisd de mijnbouwschool van de noordvleugel aan het Burgemeester de Hesselleplein naar de nieuwbouw aan de Benzenraderweg.
In 1968 wordt de UTS, MTS. Locatie blijft Schimmelpenninckstraat.
Op 1-8-1968 vindt er een naamswijziging plaats: de ambachtsschool heet voortaan Lager Technische School (LTS). Locatie blijft Burgemeester de Hesselleplein.
In 1971 vormen de HTS, MTS, LTS en ITS (Individueel Technisch Onderwijs) samen vereniging voor beroepsonderwijs.
In 1987 wordt de HTS, Hoge School. Locatie Nieuw Eyckholt.
In 1989 fuseren de LTS en de ITS. Locatie Burgemeester de Hesselleplein
In 1993 vertrekt de LTS uit de voormalige ambachtsschool aan het Burgemeester de Hesselleplein en komt het gebouw leeg te staan.