Kunstenaar Jaap Bongers maakte dit marmeren beeld dat de naam “Habitat” kreeg maar dat raar genoeg “Geborgenheid” wordt genoemd.
Dit kunstwerk is een afgeleide van een werk uit een serie van vier kunstwerken met de titel “the environment of the ancient drummer”, dat opzich weer een onderdeel is van een grotere serie werken “archeologische resten van een imaginaire cultuur”
De basisvorm voor de vier kunstwerken is het drie-dimensionaal ovaal (Ellipsoïde).
Een sarcofaag, gemaakt van een 2 meter lange boomstam, die aan de uiteinden is afgerond (3-dimensionale ovaal) en in de lengte doormidden is gezaagd, tussen de twee helften zijn 4 houten blokken gelegd waardoor er een spleet ontstaat. De sarcofaag symboliseert de dood.
Een spleettrommel in de vorm van een ellipsoïde, is gemaakt uit één blok eikenhout en heeft uiteraard ook een spleet. De spleettrommel staat voor communicatie.
Een huis in de vorm van een dwars doorgesneden ellipsoïde die op zijn platte kant staat. Het origineel is een geraamte van betonijzeren waaroverheen in teer gedrenkt jute is gespannen en dat ook een (verticale) spleet heeft. De huisvorm staat voor het actieve leven.
Deze huisvorm is de basis voor het marmeren beeld dat hij later voor Heerlen zou gaan maken.
Dan is er nog een kleinere huisvorm die hetzelfde uitziet als het huis alleen kleiner. Dit kleine huis is een tempel en staat voor de spiritualiteit.
Het beeld “habitat” werd in 1984 onthuld bij een schoolgebouw van het toenmalige Arcus College aan de Meezenbroekerweg in Heerlen en is een symbool van eenvoud en natuurverbondenheid. Toen de school in 2014 naar de nieuwbouw aan Valkenburgerweg is verhuisd is ook het beeld naar de nieuwe locatie verplaatst.
Het maken van het beeld heeft al met al een klein jaar geduurd en is in marmer uitgevoerd omdat Bongers in die tijd in Italië (Pietrasanta) woonde en omgeven was door beeldhouwers die veel met marmer werkten, bovendien kun je natuurverbondenheid beter met een natuurproduct uitbeelden dat bestand is tegen weer en wind en last but not least heeft marmer een prachtige uitstraling.
Door de driedeling lijkt de sculptuur groter en is het net als een huis opgebouwd uit lagen.
Jaap Bongers is in 1954 geboren in Geleen en verhuisde op zijn 17de naar Maastricht waar hij studeerde aan de Stadsacademie, daarna aan de academie in Milaan en weer terugkeerde naar Maastricht om aan de Jan van Eyckacademie zijn studie af te ronden. De belangstelling voor de natuur en de archeologie is hem door pa en ma Bongers met de paplepel ingegeven. Sinds 2019 woont hij in Botswana.
Onderstaande link verwijst naar een film over het project “the environment of the ancient drummer”
Herman(us) Boerhaave (Voorhout, 31 december 1668 – Leiden, 23 september 1738) was een Nederlands arts, anatoom, botanicus, scheikundige en onderzoeker. Hij was een hoogleraar die een tijdlang drie van de vijf leerstoelen van de medische faculteit bekleedde, rector magnificus was van de Universiteit van Leiden en directeur van de Hortus botanicus Leiden. Hij stond bekend als begenadigd docent en was een van de bekendste mannen van Europa, wiens faam zelfs tot in China was doorgedrongen. Boerhaaves motto was Simplex sigillum veri – Eenvoud is het kenmerk van het ware.
Buys Ballotstraat
Christophorus Henricus Dedericus Buis Ballot (Kloetinge, 10 oktober 1817 – Utrecht, 3 februari 1890) was een Nederlandse meteoroloog, scheikundige en natuurkundige. De meteriologische Wet van Buys Ballot. Hij was een van de personen, die in 1854 aan de wieg van het KNMI stonden.
Cluysenaerstraat
Ir. J.L. Cluysenaer (geb. 1843 te Breda – overl. 1932 in Den Haag) was een spoorwegingenieur en ontwierp een ingenieuze spoorlijn van de kolenvelden op Midden Sumatra naar zee, hij was oprichter van de Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorweg Maatschappij (NZASM). Als directeur-generaal van het Staatspoor steunde hij de aanleg van de spoorlijn Sittard-Herzogenrath door een aparte maatschappij, om zodoende de kolenvelden in Limburg te ontsluiten. Sinds 1893 was hij president-commissaris van de Mij. tot Exploitatie van Limburgsche Steenkolenmijnen, die de Oranje-Nassau-mijn in bedrijf bracht, maar desondanks was hij voorstander van staatsexploitatie van de Limburgse kolen.
Edisonstraat
Thomas Alva Edison (februari 1847 – oktober 1931) was een Amerikaanse uitvinder en oprichter van General Electric Company, die zijn fortuin maakte door uitvindingen op te kopen en de octrooien op zijn eigen naam vast te leggen. Als deze succesvol bleken, perfectioneerde hij ze en nam ze in productie. Edison was lange tijd recordhouder voor het grootste aantal octrooien toegekend aan een persoon (ongeveer 1400). Edison was niet de uitvinder van de gloeilamp maar heeft deze wel verder ontwikkeld en in productie genomen. De gloeilamp werd reeds in 1806 bedacht door Humphry Davy.
Frans Dohmenhof
Franciscus Stanislaus Dohmen (1910 Kerkrade – 1991 Kerkrade) (Duitse moeder en een Poolse vader) In 1944 richt hij de Nederlandse Katholieke Mijnwerkersvakbond op die in 1941 was opgeheven. Hij is daarvan voorzitter tussen 1944 en 1971. Behalve voorzitter van de KMB was hij voorzitter van het Wereld Muziek Concours en voorzitter van de Stichting St. Anna in Heel, Schinnen, Maastricht. Hij was tevens lid van het dagelijks bestuur van het Nationale Rode Kruis, regent van het De Weverziekenhuis in Heerlen en bestuurder bij het Chevremonts Mannenkoor 1912.
Graham Bellstraat
Alexander Graham Bell (Schotland maart 1847 – Canada augustus 1922) was een Schots-Amerikaans uitvinder, autodidact en de oprichter van de telefoonmaatschappij Bell, die uitgroeide tot de American Telephone and Telegraph Company (AT&T). Bell was medeuitvinder van de telefoon.
Grasbroek
Waterig grasland
Grasbroekerweg
De weg naar Grasbroek
John Flemmingstraat
John Ambrose Fleming (november 1849 – april 1945) was een Engels elektrotechnicus en natuurkundige. Hij was de uitvinder van de eerste radiobuis (vacuümdiode) waarmee de elektronica een feit werd.
Kamerlingh Onnesstraat
Heike Kamerlingh Onnes (Groningen, 21 september 1853 – Leiden, 21 februari 1926) was een Nederlands natuurkundige, winnaar van de Nobelprijs voor Natuurkunde in 1913 en hoogleraar aan de Universiteit van Leiden. Hij werd bekend vanwege het vloeibaar maken van het edelgas Helium bij -269 C en vanwege super geleiding.
Keesomstraat
Wilhelmus Hendrikus (Willem) Keesom (Texel, 21 juni 1876 – Leiden, 24 maart 1956) was een Nederlandse natuurkundige en hoogleraar aan het Kamerlingh Onnes laboratorium in Leiden. Hij werd wereldberoemd toen hij in 1926 als eerste erin slaagde om helium in de vaste fase te krijgen, door het bij hoge druk (150 bar) af te koelen
Kochstraat
Heinrich Hermann Robert Koch (Clausthal, 11 december 1843 – Baden-Baden, 27 mei 1910) was een Duits medicus en ontdekker van de tuberculose-bacterie.
Leo Moonenstraat
Jan Leonard (Leo) Moonen (Heerlen, 31 augustus 1895 – Bergen-Belsen, 2 april 1945) was een rooms-katholieke priester. Hij gaf als secretaris van het bisdom Roermond leiding aan het verzet in de provincie Limburg. Hij overleed in Bergen-Belsen aan de tyfus.
LTM weg
Op deze plek stond de LTM (Limburgse Tramweg Maatschappij) remise, eerst voor trams later voor bussen.
Lumièrestaat
De gebroeders Lumière, Auguste Lumière (oktober 1862 – april 1954) en Louis Lumière (oktober 1864 – juni 1948), waren Franse zakenlieden en filmpioniers. Met de uitvinding van de cinématographe, ’s werelds eerste projectieapparaat, waren zij een van de grondleggers van de cinematografie. Louis Lumière wordt dan ook vaak “de vader van de cinema” genoemd.
Marie Curiestraat
Maria Salomea (Marie) Skłodowska-Curie (november 1867 – juli 1934) was een Pools-Frans schei- en natuurkundige. Ze ontving samen met haar man Pierre Curie (natuurkundige) en met Becquerel in 1903 de Nobelprijs voor de Natuurkunde en in 1911 won ze de nobelprijs voor de scheikunde voor de ontdekking van de radioactieve elementen polonium en radium. In haar tweede vaderland Frankrijk is ze bekend als Marie Curie en ze wordt vaak aangeduid als Madame Curie.
Meezenbroekerweg
De weg naar Meezenbroek
Palemigerboord
De weg langs Palemig
Pasteurstraat
Louis Pasteur (december 1822 – september 1895) was een Franse scheikundige en bioloog, vooral bekend vanwege de naar hem vernoemde pasteurisatietechniek (het verhitten van levensmiddelen tot 72 C om bacterieen te doden waardoor het product langer houdbaar is) en door zijn ontdekking van het vaccin tegen hondsdolheid.
Roexhof
Op deze plek was Roex bv gevestigd een bedrijf in bakkerijgrondstoffen.
Röntgenstraat
Wilhelm Conrad Röntgen (maart 1845 – februari 1923) was een Duits natuurkundige. Hij is vooral bekend door zijn ontdekking van de naar hem genoemde röntgenstraling. In 1901 ontving hij de eerste Nobelprijs voor Natuurkunde.
Semmelweisstraat
Ignaz Phillip Semmelweis (juli 1818 – augustus 1865) was een Hongaarse arts in het Keizerrijk Oostenrijk. Hij staat tegenwoordig bekend als de vader van de antiseptische methode. Een antisepticum of desinfectans is een ontsmettend middel, een bacterie-, schimmel- en virusdodend middel dat plaatselijk (uitwendig) kan worden gebruikt, op het lichaam of om instrumenten of werkvlakken te ontsmetten.
In het Limburgse dorp Heythuysen werd een zustercongregatie gesticht met de naam: “Zusters van de Boetvaardigheid en van de Christelijke Liefde van de Derde Orde van de H. Franciscus”, dat is een hele mond vol en daarom werd de orde kortweg “de Franciscanessen van Heythuysen” of ook wel “Zuster van de boetvaardigheid” genoemd.
De congregatie werd in 1835 gesticht en hield zich bezig met onderwijs aan arme kinderen en de zorg voor behoeftigen en zieken.
De stichteres was Maria Catharina Daemen (Ohé en Laak 1787-1858 Heythuysen) werd binnen de orde Moeder Magdalena genoemd ze had haar kloostergelofte in 1817 afgelegd en in 1835 stelde zij zich samen met een aantal andere vrouwen onder de kloosterregels van de Heilige Franciscus. In 1869 volgde de Pauselijke goedkeuring pas.
In 1846 werd er een tweede klooster gesticht in Oldenzaal en daarna ging het snel. In 1858 waren er al 17 Franciscanessen kloosters en halverwege de twintigste eeuw waren er wereldwijd 4300 Franciscanessen verdeeld over 172 kloosters waarvan 34 kloosters in Nederland. Een van die Nederlandse kloosters was het klooster aan de Grasbroekerweg 166 dat in 1922 is gebouwd naar een ontwerp van architect Joseph Seelen.
Vanaf 14 november 1963 was opvang- en doorgangshuis De Dennenheuvel in het klooster aan de Grasbroekerweg gevestigd voor kinderen van 0 tot 16 jaar, die tijdelijk opgevangen moesten omdat de thuissituatie dat vereiste. De opvang duurde drie tot zes maanden waarna de kinderen in de regel weer terug naar huis konden, maar soms was het nodig om ze in een pleeggezin of internaat te plaatsen. De Dennenheuvel werd geleid door de zusters met ondersteuning een psycholoog, maatschappelijk werkers en activiteitenbegeleiders. Eind 1983 sloot De Dennenheuvel haar deuren
In januari 1984 namen vijf mensen het initiatief om een baanlozen centrum te beginnen in het klooster. De zusters vonden dat goed en vroegen slechts fl 50,- per vierkante meter per maand om uit de kosten te zijn. Twee van de vijf beroepskrachten werden door de zusters betaald.
De twee beroepskrachten werden vanaf 1992 uit een ander potje betaald omdat ook de zusters moesten bezuinigen.
In 1994 werd de naam van het “Baanlozencentrum” veranderd in “De Baanbreker”.
Hier volgt een overzicht (waarschijnlijk niet compleet) van initiatieven en groepen die onderdak hebben gevonden in de Baanbreker, sommige daarvan zaten er van af het begin in 1984.
Klokkenmakers gilde – Vrouwen in de bijstand – Scoutinggroep – Hobbygroep voor AOW’ers – Vredesburo – Fotografen collectief – Restaurant Kappesmoos (voor fl 6,- kreeg je er een warme maaltijd) – Bodypower (met zelfgemaakte fitnessapparatuur) – Muziekinstrumentenmakers – Peuterspeelzaal Pinokkio – Biologische tuin – Kinderboerderij – HIV vereniging Limburg
Eind jaren negentig kwam het klooster leeg te staan en is op een gegeven moment afgebroken om plaats te maken voor woningbouw die in 2010 is gerealiseerd. De kapel en een deel van de kloostermuren zijn blijven staan waardoor de contouren van het terrein herkenbaar zijn gebleven.
Als kers op de taart is de kapel in 2021/22 opgeknapt, met respect voor de historie van het gebouw zijn er drie luxe appartementen gerealiseerd, precies honderd jaar na de bouw.
Als zoon van een schoenmaker herkende Henk Verdonkschot de kwaliteit van de handgemaakte handtas die bij Jos Schins in de etalage stond. Vanaf dat moment wist hij het zeker, dit was het vak dat hij wilde leren. Hij voegde de daad bij de gedachte en liep de winkel aan de Oranje Nassaustraat 4 binnen en vroeg of hij als vrijwilliger aan de slag kon.
Dat was in 1946 het begin van zijn loopbaan. Na een tijdje werd vader Verdonkschot uitgenodigd om bij Jos Schins de toekomst van zijn minderjarige zoon Henk te bespreken. Onder het genot van een borrel in de goede kamer werd besloten dat Henk opgeleid ging worden tot ledervakman.
Een van zijn eerste werkstukken die Verdonkschot mocht maken waren etuitjes voor nagelgarnituren (later ook voor reisnessesairs en philsave-etuis) die Schins had gekocht van een sigarenboer op de Schaesbergerweg die de garnituren uit Duitsland had gesmokkeld. Zo groeide hij in het vak.
Op de bovenverdieping van de Oranje Nassaustraat 4 was een atelier gevestigd waar Jo Kuckelkorn, die in Offenbach (het ledercentrum van Europa) het vak geleerd had, tassen en andere lederwaren maakte voor Jos Schins. Begin jaren veertig trouwde dochter Hilde Schins met deze Jo Kuckelkorn en zo ontstond lederwarenfabriek Hilda. Genoemd naar Hilde Schins die wel mede eigenaar was maar geen functie had binnen het bedrijf.
In 1949 vestigde lederwarenfabriek Hilda zich in een pand aan de Willemstraat daar werd met o.a. vaklieden uit Duitsland tassen en lederen kleding gemaakt voor de lokale markt maar ook voor de export binnen Europa. In de Oranje Nassaustraat bleven de lederwarenwinkel, de schoenenwinkel en de groothandel gevestigd. Al snel groeit het bedrijf ook daar uit zijn jasje en wordt er besloten om een nieuw pand te bouwen aan de Grasbroekerweg nummer 40. Met ongeveer 60 man personeel en Verdonkschot als bedrijfsleider beleefd de lederwarenfabriek daar haar hoogtijdagen.
De jaren zeventig waren zware jaren in de lederwereld. Voor de lederwarenfabriek Hilda B.V. zelfs zo zwaar dat ze op 14 november 1974 door de Maastrichtse rechtbank failliet wordt verklaard waardoor 50 personeelsleden op straat komen te staan. Een teruglopende omzet, wanbetalers en een paar verkeerde beslissingen waren de reden dat dit prachtbedrijf ophield te bestaan.
“D’r hodele Schins va Vols” was de vader van 18 kinderen. Eén van die kinderen heette Jos. Jos Schins (1890 – 1950) was een ondernemend persoon die een tijdje handlanger was in de bouw en daarna als hemden verkoper langs de deuren ging.
Een aantal vrienden van Jos waren zelfstandige schoenmakers en verdienden daar redelijk mee. Schins had een plan: zijn vrienden konden voor hetzelfde geld en minder rompslomp voor Jos komen werken, dan zou Jos langs de deuren gaan om de te repareren schoenen op te halen en terug te bezorgen. Zo begon Jos Schins een schoenmakerij in de Kleingraverstraat in Spekholzerheide.
De benodigde materialen zoals leer, rubber, gespen, lijm, spijkers e.d. werden ingekocht bij groothandel A. America in Valkenburg. Dat vond Schins erg interessant, in- en verkoop was een betrekkelijk eenvoudige manier van geld verdienen. Zo kwam het dat Schins een groothandel opende in Spekholzerheide waar de schoenmakers uit de omgeving hun materialen konden kopen.
In 1930 opent Schins in de Oranje Nassaustraat 2 in Heerlen een schoenenzaak. Enkele jaren daarna wordt in het pand ernaast, Oranje Nassaustraat 4 een tassen, leder en fournituren zaak gestart.
Aan de markt in Kerkrade werd op 25 april 1940 een schoenenwinkel geopend die door mevrouw Schins werd gerund.
Schins wilde graag dat de 5 kinderen die het echtpaar inmiddels had, allemaal een eigen bedrijf zouden hebben. Vader Jos ging samen met zoon Alfred de groothandel in Kerkrade runnen. Moeder Schins bestierde de schoenenzaak aan de markt in Kerkrade. Zoon Huub zat met een groothandel in Heerlen (achter de schoenen- en tassen zaak van zijn broers aan de Oranje Nassaustraat). Zoon George had een schoenenzaak in de Oranje Nassaustraat 2. Zoon Hans had een lederwarenzaak in de Oranje Nassaustraat 4.
Op de bovenverdieping van de Oranje Nassaustraat 4 was een atelier gevestigd waar Jo Kuckelkorn, die in Offenbach (het ledercentrum van Europa) het vak geleerd had, tassen en andere lederwaren maakte voor Jos Schins. Begin jaren veertig trouwde dochter Hilde Schins met deze Jo Kuckelkorn en zo ontstond lederwarenfabriek Hilda.
Zoon Huub wilde graag de zaak in Kerkrade en zo kwam het dat Alfred de zaak in Heerlen en Huub de zaak in Kerkrade kreeg.
De Heerlense ledergroothandel is op een gegeven moment verhuisd naar Oirsbeek en daarna naar Nuth (1988), waar Schins leder anno 2022 nog steeds gevestigd is.
In het pand Geerstraat 30 (anno 2022 Café Ons Limburg) was vanaf de jaren dertig het bedrijf Vulcania gevestigd van familie Joh. Kockelkorn, Meertens & zoon. Vulcania had een vulcaniseerinrichting om rubberbanden middels een chemisch proces minder snel te laten verouderen onder invloed van UV licht. Naast banden handelen ze ook in accu’s.
Op de linker zijgevel stond in 1955 een reclametekst van Komeet accu’s, een bedrijf dat anno 2022 nog steeds bestaat.
Amstel Bieren
Op de rechter zijgevel van Hotel de Gouden Leeuw, Wilhelminaplein 7 (later Femina) stond in 1933 een grote geschilderde reclame van Amstel Bieren. Amstel had sinds 24 april 1930 een brouwerij aan de Kempkensweg in Heerlen daar waar nu de HOPPENhof en het busstation zijn. Maar dat was niet de enige muurschildering op die gevel want later is er nogmaals een reclame schildering van Amstel Bieren aangebracht. Helaas is er niets meer van te zien.
Saroleastraat
Op de linker zijgevel van Saroleastraat 80 die nu wit geschilderd is hebben minstens twee muurschilderingen gestaan. Omdat de schildering maar half te zien zijn op de foto’s is het moeilijk om er iets over te vinden.
Wat wel duidelijk te zien is bij één van de schilderingen is een dame en de naam “Victoria”. Om de hoek in de Stationsstraat bevond zich een hotel Victoria. Het is niet duidelijk of dat met elkaar te maken had.
Op het adres Saroleastraat 80 was sigarenmagazijn Frans Hertog gevestigd. Op oude foto’s is bij hotel Victoria een bord te zien waar “sigarenmagazijn” op staat.
Wijnhandel Tissen
In november 1923 vestigt de Maastrichtenaar Alphons Tissen (1897 – 1943) zich in Heerlen waar hij een vestiging van de distilleerderij, likeurstokerij en wijnhandel van zijn vader gaat exploiteren in een pand aan de Geleenstraat. Twee jaar later verhuist hij naar de Benzenraderweg en in 1927 wordt in de Laanderstraat het kantoor en magazijn gevestigd. In 1928 trouwt hij met Josephina Hochstenbach en gaan ze in de Laanderstraat 6 wonen.
In 1929 wordt een filiaal in Bleijerheide geopend. Tien jaar later ontwerpt zijn schoonbroer Frits Peutz het pand aan de Geleenstraat 7 voor hen .
Het filiaal in Hoensbroek en Schaesberg worden rep. vanaf 1940 en 1950 genoemd in advertenties. Alphons Tissen is in 1943, kinderloos overleden, de weduwe zet het bedrijf nog voort tot ongeveer 1968.
Bron: Lieke Willems – Land van Herle 2019 – https://www.landvanherle.nl/editie/2019/2019-2.pdf
Apotheek Peerboom & Witteveen
Op de kopgevel van de Saroleastraat 32 stonden ooit twee reclame schilderingen boven elkaar. De bovenste bestond uit het woord “Apotheek” en verwees naar apotheek Peerboom die daar in 1920 was gevestigd (misschien zelfs al eerder) en de ander was van “Witteveen” damesconfectie.
Witteveen is in 1883 opgericht door Meindert Witteveen uit Heerenveen onder de naam M.J. Witteveen Mode Magazijnen. In de winkels waren alle benodigdheden te koop voor het maken en herstellen van kleding en vanaf 1887 kon je er ook mantels kopen. Omdat de mantel verkoop erg goed ging werd de naam van de keten in 1900 verandert in “Mantelmagazijn Witteveen”
In 1913 kwam Josephus Theodorus Witteveen, zoon van Meindert in Heerlen wonen en opende er geheel zelfstandig een damesconfectie winkel op het Emmaplein onder de naam J.Th. Witteveen N.V. naderhand verhuisde hij met winkel en gezin naar de Saroleastraat 30. In 1964, tien jaar na de dood van Josephus Witteveen werd de winkel verkocht aan Vinke’s verenigde modemagazijnen N.V.
Daarmee is het verhaal nog lang niet klaar want: broer Gregorius Vincent Witteveen opende in 1919 in Eindhoven het Mantelmagazijn Witteveen naar Heerlens voorbeeld. Hij deed dit onder de vlag van het moederbedrijf M.J. Witteveen Mode Magazijnen. Broer Theodorus Joseph Witteveen, niet te verwarren met Josephus Theodorus Witteveen, opende in 1927 een winkel in Breda en in 1930 in Tilburg. Ook deze winkels vielen onder de vlag van het moeder bedrijf. In 1940 opende een winkel in de Kalverstraat in Amsterdam en in 1947 een in Rotterdam.
Eind jaren veertig gingen de broers ieder hun eigen weg. Theodorus Witteveen splitste zich af van het moederbedrijf en ging verder met de winkels in Breda, Tilburg en Rotterdam en Gregorius Witteveen bouwde de winkelketen uit tot 98 filialen.
Na vele ups, downs en overnames bleven nog slechts 30 filialen over. De winkelketen ging in december 2019 failliet en zo verdween ook de naam Witteveen uit het straatbeeld. Behalve in Heerlen! Want daar staat nog heel vaag de naam Witteveen te lezen op de gevel bij Saroleastraat 30.
Bronnen: Wikipedia, Rijckheyt, Heerlen Vertelt, Land van Herle.
Een verborgen “Rembrandt” in Heerlen.
Tussen de kopgevel van de Oranje Nassaustraat 2 en de kopgevel van de appartementen van Bongerdstaete gelegen aan de Oranje Nassaustraat (CZ kantoor) bevindt zich een muurschildering. Opgesloten tussen de twee gevels is de schildering beschermt tegen licht, weer en wind.
De eigenaar van de schoenenzaak aan de Oranje Nassaustraat 2, Jos Schins heeft in de jaren dertig opdracht gegeven voor het maken van de reclameschildering, iets dat in die tijd niet ongewoon was.
Dhr Schins had gehoord dat schildersbedrijf Botterweck een werknemer in dienst had met de bijnaam “Rembrandt” omdat hij naast het schilderen van kozijnen en muren ook heel vaardig was met potlood en penseel.
Het schildersbedrijf kreeg de opdracht om de muurschildering te laten maken door “Rembrandt”, als extra beloning kreeg de schilder na afloop een paar leren schoenen kado.
In de jaren vijftig heeft de Nederlandse Middenstandsbank tegen de gevel van Schins aangebouwd waardoor de schildering uit het zicht verdween. Iedere keer als er op die plek nieuwbouw wordt gepleegd (laatste keer in 1997) komt de schildering weer te voorschijn en staan de Heerlenaren vol verwondering te kijken naar de oudste en best bewaarde gevelreclame van Heerlen.
In de nacht van 14 mei 1943 stegen vanuit Chedburgh Airfield 19 gloednieuwe Stirling-bommenwerpers op. Beladen met 1105, 4 ponders – 65, 4-ponders ‘X’ en 88, 30 ponder brandbommen
Rapporten van de Luchtbeschermingsdienst (LBD) in de gemeente Heerlen:
01:47 uur
Er wordt luchtalarm gegeven.
01:49 uur
Uitkijkpost op het warenhuis Schunck meldt: ‘zwaar motorgeronk van west naar oost’.
01:52 uur
LBD post bij de vroedvrouwenschool op Heerlerbaan meldt: “Luchtgevecht in noordelijke richting en afweer in het oosten.”
02:01 uur
Uitkijkpost op het warenhuis Schunck meldt: “Vliegtuig brandend neer in oostelijke richting”.
Het is duidelijk dat in de omgeving van Heerlen Luftwaffe-nachtjagers de bommenwerpers onderschept hebben.
02:10 uur
Melding: “In noordoostelijke richting stort wederom een vliegtuig brandend neer”.
02:14 uur
De LBD-post Vroedvrouwenschool komt tenslotte met de melding van een crash “Lichtverschijnsel in noordwestelijke richting, luchtgevecht boven de stad, vliegtuig in brand”.
02:14 uur
Uitkijkpost op het warenhuis Schunck meldt: “vliegtuig stort brandend neer in de richting Schaesberg”.
02:16 uur
Men ziet het toestel brandend neerstorten in de richting Heerlerheide.
02:20 uur
Melding: “aan de Schelsberg, vliegtuig brandend neergestort; woning in brand”.
De 22 jarige radio-telegrafist, Warrant-offices Leslie Sutcliffe, van de R-9242 vertelt van het luchtgevecht: “We waren met een lading brandbommen op weg naar het doel toen we plotseling werden aangevallen door een JU-88, onze kist vatte vlam en het enige dat ik mij nog herinner is dat ik mijn in brand gevlogen parachute bluste en het toestel verliet”.
Uit waarnemingen op de grond bleek het niet te gaan om een JU-88 maar om een Messerschmidt die van de basis Venlo was opgestegen om de bommenwerpers op weg naar Bochum aan te vallen. De Duitse piloot Leutnant Schön behaalde in die nacht zijn vierde overwinning. In totaal zou hij 9 overwinningen behalen totdat hijzelf op 20 oktober 1943 om het leven kwam.
De machtige Engelse bommenwerper stortte in stukken naar beneden; een gedeelte van de cockpit/romp, vleugel en motor kwam neer bij de voet van de Schelsberg, terwijl de rest van het toestel richting Palemig viel en terecht kwam in de heide nabij het pompstation van de kolenmijn Oranje Nassau IV. Het pand gelegen aan de Schelsberg nummer 17 werd geheel verwoest en de wrakstukken van de Stirling sloegen vlak achter het huis een krater van 15 bij 7 meter met een diepte van circa 7 meter.
Rond half drie vlogen de Engelse bommenwerpers van oost naar west nadat ze hun bommen op Bochum hadden laten vallen, waarbij 394 gebouwen vernield en 716 zwaar beschadigd werden. Onder de bevolking van Bochum waren 302 doden te betreuren.
In het pand aan de Schelsberg nummer 17, waar destijds de familie Gilissen woonde, raakte een viertal personen zwaar gewond; drie van hen zijn de volgende ochtend aan hun verwondingen bezweken.
Langs de weg werd een vijfde zwaargewonde, bewusteloze man gevonden, het was de 22-jarige radio-telegrafist van de R-9242. Hij werd die nacht met een bekkenbreuk overgebracht naar de verbandkamer van de ON IV en later naar het St. Josephziekenhuis in Heerlen. Na een week werd Sutcliffe overgebracht naar een militair hospitaal te Aken waar hij tot omstreeks 28 juli verbleef. Daarna vertrok hij voor ondervraging naar het gevangenenkamp Dulag Luft bij Frankfurt. Uiteindelijk kwam Sutcliffe in kamp Stalag IVB bij Mühlberg a/d Elbe terecht waar hij in 1945 door het Rode Leger werd bevrijd.
Navigator Minton en bommenrichter Gullick, werden eveneens gevangen genomen.
Piloot Sergeant Gibbney
Boordwerktuigkundige Sergeant Stannard
Boordschutter Sergeant Leake
Boordschutter Sergeant Tinkler
…….. heben de crash niet overleeft. Slechts één lichaam is teruggevonden maar kon niet meer geïdentificeerd worden. Het lichaam is begraven op de gemeentelijke begraafplaats van Heerlen aan de Akerstraat. Het graf van de onbekende RAF sergeant is een monument voor de vier jonge mannen die in de nacht van 14 mei 1943 hun leven lieten in het gevecht voor onze vrijheid.
Aan het einde van de 19e eeuw kwam priester – archeoloog Jos Habets (1829 – 1893) er achter dat het Heerlen moest zijn dat met Cortovallio op de Peutingerkaart* werd aangeduid. Omdat de kaarten één of meerdere malen handmatig zijn gekopieerd is er misschien een schrijffout gemaakt.
Cortovallio zou een vebastering kunnen zijn van de Keltische naam Corio Valio dat “versterkte gastvrije plaats” betekent.
Maar het kan ook Coriovallum zijn dat letterlijk “Leer/Huid – Wal” betekent in het Latijn. Dit kan uitgelegd worden als een plaats waar een leerlooierij was en waar eventueel huiden verhandeld werden. De “wal” kan duiden op een heuvel tussen de Caumerbeek en Geleenbeek.
Anderen denken dat Corio uit het Keltisch afkomstig is en “stam, leger of troep betekent en Vallum uit het Latijn en “gunstig gelegen versterking” of “legerplaats” zou betekenen. Opmerkelijk is dat het Romeinse Heerlen nooit een militaire legerplaats is geweest.
Nog een andere optie is dat het Cortovallum moet zijn, dat “versterkt hof” betekent.
En dan willen we ook nog opmerken dat Corium “klei” of “potaarde” betekent. Het zou een verwijzing kunnen zijn naar de pottenbakkers industrie in het Romeinse Heerlen van toen.
Zolang de etymologen (Mensen die de herkomst van woorden onderzoeken) het niet eens zijn, zullen we het gewoon Coriovallum blijven noemen.
Nu dient zich, bijna onvermijdelijk de volgende vraag aan: Wat is de etymologie van Heerlen?
Heer betekent “droog” en len is afgeleid van het Frankische “loo” dat Bos betekent. De betekenis is dus “droog bos”. MAAR door “heer” op een andere manier af te leiden zou het ook “nat bos” kunnen betekenen.
Het bos van De Heer of ‘n heer zou ook goed mogelijk zijn.
Zo ziet u dat ook voor de betekenis van de naam Heerlen meerdere verklaringen te vinden zijn, welke de juiste is weten we niet. Misschien dat er nog meer verklaringen mogelijk zijn of zelfs de ronde doen.
*De Peutingerkaart is een kopie van een Romeinse reiskaart uit de 3e of 4e eeuw. Het is een schematisch wegenkaart van het Romeinse rijk. De oudste kopie dateert uit de 13e eeuw en was eigendom van Konrad Peutinger die het document in 1507 heeft geërfd. Het document bestond uit 12 bladen (38 x 59/65 cm) waar er nog 11 van over zijn.
Nadat Henri Sarolea (1844 – 1900) de waterstaatkundige opleiding met als specialisatie spoorwegbouw met goed gevolg had afgesloten is hij bij Rijkswaterstaat gaan werken.
Henri Sarolea
Begin jaren zeventig van de negentiende eeuw werd hij door ir. J.L. Cluysenaer gevraagd voor een spoorwegproject op Sumatra (Nederlands-Indië). In 1873 vertrokken Cluysenaer en Sarolea naar Sumatra om voorbereidend werk te doen. Sarolea bleef tot 1886 voor de Staatsspoorwegen in Nederlands-Indië werken.
Hij kwam terug naar Nederland, naar Heerlen om precies te zijn en werd betrokken bij het onderzoek naar een tramverbinding tussen Sittard, Heerlen en de Locht omdat de resultaten van het onderzoek niet aan de verwachtingen voldeden is het plan niet doorgegaan. Daarna ging Sarolea plannen maken voor een spoorwegverbinding tussen Sittard, Heerlen en Herzogenrath. In 1889 kreeg hij toestemming voor de aanleg van de spoorverbinding en ging hij op zoek naar financiers voor het project.
Het Rijk wilde niet mee betalen aan een lokale spoorweg. Bij de Staatsspoorwegen had hij meer geluk mede dankzij het feit dat zijn vroegere chef en collega, ir. Cluysenaer er directeur generaal was geworden. Hij kreeg er een lening van fl. 900.000 en de Staatsspoorwegen zouden de spoorlijn aanleggen en exploiteren. Provinciale Staten droegen fl. 150.000 bij. De gemeenten langs het traject deden ook allemaal een grotere of kleiner duit in het zakje, zo kwam er een bedrag van fl. 1.147.000 bij elkaar.
In 1891 werd Sarolea, directeur-generaal van de nieuw opgerichte Nederlandsche Zuider-Spoorwegmaatschappij. De directeur van de steenkolenmijn Nordstern in Aken, Carl Honigmann, werd een van de grotere aandeelhouders van de maatschappij.
In 1893 werd met de aanleg begonnen en op 30 april 1896 reed de eerste trein over het nieuwe spoor. In 1898 namen de Staatsspoorwegen zoals afgesproken de spoorlijn over en werd de Nederlandsche Zuider-Spoorwegmaatschappij ontbonden.
In hetzelfde jaar (1891) dat de Nederlandsche Zuider-Spoorwegmaatschappij werd opgericht, werd ook de Maatschappij tot Exploitatie van Limburgsche Steenkolenmijnen opgericht. De vennoten van deze maatschappij waren de heren Sarolea, de broers Friedrich en Carl Honigmann en de Financiële Maatschappij voor Nijverheidsondernemingen. Er worden zeven concessies* verworven voor het delven van kolen.
Eind 1893 werden de statuten van de maatschappij goedgekeurd. Sarolea was lid van de Raad van Bestuur, de voorzitter van de Raad van Bestuur werd ir. Cluysenaer en de gebroeders Honigmann werden de grootste aandeelhouders.
Bij de start van de Oranje Nassaumijn werden 1500 aandelen uitgegeven van 1000 gulden. Slechts tien van die aandelen waren in handen van Sarolea en 1370 in handen van de gebroeders Honigmann.
Er werden 7 concessies gekocht voor het delven van kolen.
Friedrich Honigmann begon onmiddellijk met de aanleg van schacht I in Heerlen volgens een door hemzelf ontwikkelde boormethode, de schacht boormethode met dikspoeling.
In 1899 werd de eerste steenkolenmijn van Heerlen in bedrijf genomen en werden de kolen per spoor vervoerd. Henri Sarolea, de drijvende kracht achter deze voor Heerlen zo ontzettend belangrijke ontwikkeling overleed te Heerlen op 12 september 1900 op 56-jarige leeftijd aan een hartaanval. Eind 1906 werd er een straat aangelegd van het station naar de markt die de naam kreeg van deze voor Heerlen zo belangrijke man, de Saroleastraat.
* Een concessie is een vergunning van de overheid die anderen uitsluit. De verkrijger van de concessie of concessiehouder krijgt dus een monopolie op bijvoorbeeld een stuk grondgebied.