D’r Penning

Het eerste wat een mijnwerker moest doen als hij het mijnterrein opging was bij de portier zijn penning ophalen. Op de penning stond zijn persoonlijk nummer. Daarna ging hij zich omkleden om vervolgens bij de schacht die penning weer in te leveren voordat hij ondergronds ging.

Penningen in vele soorten.

Aan het einde van de sjiech kreeg hij bovengronds zijn penning terug en kon hij gaan douchen en omkleden. Bij het verlaten van het mijnterrein werd de penning weer bij de portier ingeleverd. Als er penningen op het bord bleven hangen aan het einde van de sjiech betekende dat dat er nog mensen beneden waren, dan werd direct actie ondernomen om na te gaan wat de reden daarvan was. Als er penningen op het bord bij de portier bleven hangen betekende het dat er iemand niet was komen opdagen (boemelsjiech? (= snipperdag)).

Er waren vele soorten penningen. De dag-, middag- en nachsjiech hadden ieder hun eigen vorm. Die vorm kon van mijn tot mijn verschillen.  De nummers boven de 7000 waren bij de Staatsmijn Emma voor de bovengronders. De bovengronders hielden de penning de hele dag bij zich en leverde die net als de anderen bij het verlaten van het terrein in. Mensen met een bepaalde functie hadden hun eigen soort penning; de brandweer, reddingsbrigade, staatstoezicht.

In het begin waren de penningen van koper naderhand van messing en daarna van aluminium. In de oorlog werden nieuwe penningen gemaakt van ijzer omdat koper en messing schaars waren.

Lourdesgrot Mariarade

Bij het gehucht Kouvenrade (bij Hoensbroek) werd een kolonie gebouwd (architect Jan Stuyt) om mijnwerkersgezinnen van Staatsmijn Emma te huisvesten. In 1915 werd er door de orde van de Minderbroeders Conventuelen een klooster en een noodkerk (Heilig Hartkerk) gebouwd bij deze kolonie, die in de volksmond al snel de kloosterkolonie genoemd werd, in 1928 werd er ook nog  een sacramentspark aangelegd.

Omdat vrijdenkersvereniging “De Dageraad”  bij de mijn pamfletten had uitgedeeld waarin de heilige maagd Maria belasterd werd, kondigde Pater Fortunatus in januari 1929 aan dat er in het sacramentspark een lourdesgrot gebouw zou worden tot eerherstel van Maria.

Van grove natuursteen blokken bouwden de bewoners van de Kouvenrade een lourdesgrot naar het ontwerp van mijnbouwingenieur Schlösser. Korte tijd nadat de grot ingezegend was werd al de eerst gebedsverhoring gemeld. Toen dat bericht de ronde deed werd de Lourdesgrot een heus bedevaartsoord en kwamen er wekelijks honderden mensen van heinde en ver naar de grot om te bidden.

De namen Kloosterkolonie en Kouvenrade veranderden in Mariarade.

Bij het 25 jarig jubileum van de Lourdesgrot in juli 1954 werden zeven terracotta reliëfs  geschonken die de blijdschappen van Maria uitbeelden. De reliëfs van kunstenaar Eugène Quanjel waren in 1955 klaar en werden op 30 mei van dat jaar ingezegend.

In 1960/62 werd er een nieuwe Heilig Hartkerk gebouwd (architect Harry Koene) waarna de oude kerk werd afgebroken. Voor de nieuwbouw werd een groot deel van het park opgeofferd want de belangstelling voor de grot was in die jaren al veel minder dan voorheen en stopte op een gegeven moment nagenoeg helemaal. 

De nieuwe kerk staat anno 2020 al enkele jaren leeg en de Lourdesgrot wordt nog mondjesmaat bezocht door mensen uit de omgeving. Bij het feest van Maria Tenhemelopneming, op 15 augustus wordt er nog elk jaar bij de grot een mis opgedragen met aansluitend een kaarsenprocessie. Zo wordt dit stukje geschiedenis levend gehouden.

Blote voeten kerk

De “blote voeten kerk” zoals de rooms katholieke Sint Andreaskerk op Heerlerbaan (Palestinastraat 326) in de volksmond wordt genoemd, is een ontwerp van architect Laurens Bisscheroux. Het is een kleine en intieme kerk die op 13 november 1977 is ingezegend door deken Jochems. De kerk ligt gedeeltelijk onder een aarden heuvel, dat is een verwijzing naar het mijnverleden in een wijk waar veel mijnwerkers woonden, de kerk wordt ook wel eens de ondergrondse kerk genoemd. De gebouw is niet hoger dan de huizen eromheen, waarmee een zekere gelijkheid wordt gesymboliseerd.

Het meest in het oog springend zijn de grote deuren van geëmailleerd plaatstaal waarop twee voeten zijn afgebeeld, naar een ontwerp van kunstenaar Rob Takens. De deuren zijn niet alleen een verbinding tussen binnen en buiten maar symboliseren ook een verbinding tussen boven en beneden. Eén voet is naar de aarde gericht en één voet is van de aarde af gericht. De deuren gaan overigens alleen open op scharniermomenten in het leven, zoals doop, communie, huwelijk en dood.

Er zijn veel bijzondere details te ontdekken aan dit gebouw dat veel symboliek in zich draagt. Het doopvont bijvoorbeeld dat zich gedeeltelijk buiten de kerk bevindt werd oorspronkelijk gevoed door het bronwater van de Caumerbeek, dat mag toch wel heel puur genoemd worden. In het ontwerp was voor deze moderne kerk geen klokkentoren opgenomen, in 1984 is er alsnog een losstaande stalen klokkentoren toegevoegd. 

Sint Andreas was een van de twaalf  apostelen van Jezus van Nazareth en de broer van apostel Petrus. Ook Andreas stierf aan een kruis, hij wordt dan ook bijna altijd afgebeeld met dat “Andreaskruis”. Op het voorplein van de kerk (kerkplein) staat een marmeren beeld uit 1977 van Sint Andreas dat gemaakt is door de kunstenaar Funs Stadhouders (1948). De Andreaskerk is overigens niet de eerst Andreaskerk van Heerlen in de 11de eeuw stond er op de plek waar nu de Pancratiuskerk staat reeds een houten Andreaskerk.

Gashouders

Door steenkool te verhitten zonder toetreding van zuurstof werd er “lichtgas” gewonnen ook wel “stadsgas” of “steenkoolgas” genoemd. Het gas werd in het begin van de twintigste eeuw gebruikt om de straatverlichting in de stad te laten branden, vandaar ook de benamingen licht- en stadsgas. Naderhand werd het ook gebruikt voor verwarming en om op te koken.

Het gas werd opgeslagen in zogenaamde gashouders. In Meezenbroek stonden er twee van het “natte” type uit 1934 en een bolgashouder uit 1955. Aan de Spoorsingel stond ook een bolgashouder. De productie van het gas vond in onze omgeving plaats door de mijnen, in andere plaatsen in Nederland had men gasfabrieken waar de kolen verhit werd en het gas gewonnen. Door de ontdekking van de aardgasbel en de sluiting van de steenkoolmijnen werden de gashouders overbodig en gesloopt.

Er waren verschillende soorten gashouders

  • De natte gashouder
  • Telescopische gashouder
  • Schroef gashouder
  • Gashouder met beweegbaar dak
  • Bolgashouder

Geïnteresseerden worden verwezen naar het het rapport “gasproductie en gasdistributie” waarin gedetailleerder wordt ingegaan op de techniek. 

Een aantal gashouders hadden nog een functie, ze dienden als herkenningspunten voor vliegtuigen. Langs de Nederlandse luchtroutes werden de daken van de gashouders voorzien van een noordpijl en een tweeletterige plaatscode. In 1914, aan het begin van de eerste wereldoorlog zijn deze luchtvaart bakens uit voorzorg overschilderd. Na 1918 zijn ze weer aangebracht om eind dertiger jaren weer te verwijderen en zelfs in camouflage kleuren te worden overschilderd.

Hoeve de Aar

Hoeve de Aar is gebouwd in 1928 naar een ontwerp van Cornelis van der Velden die als architect in dienst was van de Staatsmijnen. De opdrachtgever en eigenaar van de te bouwen hoeve was ir. Dinger die ook bij de Staatsmijnen werkte.

In 1930 wordt de hoeve als enigste in Limburg ingericht als hoogwaardig melkveebedrijf. De melk van deze modelboerderij werd in die tijd aangeprezen als “modelmelk” en werd o.a. geleverd aan de Vroedvrouwenschool en het ziekenhuis.

De naam “De Aar” heeft de hoeve te danken aan het ontspringen van een bron bij de hoeve. De aar (oar) betekent namelijk “bron” of “waterloop”.

Begin jaren zestig had de  gemeente de grond van hoeve de Aar nodig voor de aanleg van de randweg die voor het einde van 1963 klaar moest zijn (de later stadsautobaan N281). De toenmalige eigenaar Dhr Gielkens verkocht de hoeve en de omliggende grond in 1967 voor 750.000 gulden. December 1970 werd de autosnelweg N79 van Heerlen naar Klimmen geopend.

Op 2 december 1967 vond de opening plaats van het exclusief restaurant “Hoeve de Aar” en op 21 augustus 1970 opende “Bowlingcentrum Hoeve de Aar” haar deuren. De eigenaar “beleggingsmaatschappij Welterlaan” had het bowlingcentrum verhuurd aan Bowling Nederland N.V. 

In 1980 besloot de gemeente het boerderij gedeelte dat ze in bezit hadden van Hoeve de Aar voor 600.000 gulden te verkopen aan“beleggingsmaatschappij Welterlaan” die ook al eigenaar was van het bowlingcentrum.

Het party en bowlingcentrum dat aanvankelijk goed liep maar op den duur onvoldoende geld opleverde om het onderhouden van het bowlingcentrum en hoeve te bekostigen. In 2000 werd de hoeve verkocht aan Dhr. Driessen die de hele hoeve, inclusief bowlingcentrum renoveerde en er Bowling & Partyhoeve De Aar van maakte. Zo is het bestaan van Hoeve De Aar zeker gesteld voor de toekomst.

Bronnen: Rijckheyt & Het land van herle

Zwembad Terworm

Een hele dag ongedwongen plezier voor twee kwartjes. 

In 1917 verkocht Frans de Loë landgoed Terworm aan de Oranje Nassau mijn. De ON wilde het landgoed graag hebben om mogelijke schadeclaims te voorkomen in verband met verzakkingen ten gevolgen van mijnbouwactiviteit onder het landgoed.

In de nabij gelegen, gegraven vijver kon vanaf 1921 gezwommen worden door de mijnbeambten van de ON, hun gezinnen en de leden van de Zwemvereniging Oranje Nassau (ZON). In de loop der jaren mocht iedereen er zwemmen. 

In de jaren dertig kreeg het zwembad zijn centraal gebouw met dakterras en werd het zwembad van beton. Het bad bestond uit drie delen: het pierenbad voor de allerkleinsten, het ondiepe voor de beginners en het diepe voor de ervaren zwemmers. Waterpret was dus voor iedereen mogelijk en toegankelijk. Er was een ligweide voor de vrouwen en een voor de mannen, dat moest toen wel nog. 

Mede omdat de ZON er zijn thuisbasis had werden er in  1961 de Nederlands kampioenschappen zwemmen gehouden. Dat zette Heerlen wel op de zwemkaart.

De ZON bestaat nog steeds en hoopt in 2021 haar 100 jarig bestaan te gaan vieren.

In 1974 sloot de laatste ON mijn en ging OGON (OnroerendGoed Oranje Nassau) zich bezighouden met het vastgoed van de ON. Zo kwam begin tachtiger jaren ook landgoed Terworm ter spraken. De OGON wilde het landgoed in 1983 aan de gemeente verkopen zodat deze daar een pretpark kon bouwen. De bevolking kwam massaal in opstand tegen dit plan, dat uiteindelijk niet doorging. Tot groot verdriet van de Heerlenaren werd het zwembad in 1985 gesloten en viel er een gat in het zomerse bestaan.

Retraitehuis Molenberg

Een van de parels van de Molenberg is het Mgr. Schrijnenhuis, beter bekend als het retraitehuis bovenaan de “steile berg”. Vrouwen en meisjes konden in dit katholieke bezinningshuis een aantal dagen verblijven om hun gedachten op een rij te zetten en om even te ontsnappen aan de drukte van het dagelijkse bestaan.

Het gebouw in de stijl van het “nieuwe bouwen” is een ontwerp van Frits Peutz, die met deze bouwstijl inging tegen de katholieke bouwtradities. Men vond het dan ook een heidens gebouw, iets dat Mgr. Schrijnen pareerde met de woorden: “als dit heidentje klaar is zullen wij het ook dopen”. Toch is de plattegrond opgebouwd uit een middenschip, een dwarsschip en een apsis net als bij een kerk. Bovendien beschikte het gebouw over twee kapellen, de grote kapel en de zuster kapel.

In verband met mogelijke verzakkingen ten gevolge van mijnbouw activiteiten heeft Peutz een nastelbaar staalskelet bedacht en het gebouw erg licht van gewicht gemaakt door het toepassen van vliesgevels van steeltec gaas met cementpleisterwerk. Door het aanbrengen van scharnierende delen kon eventuele mijnschade worden beperkt. Ook was er een grijswater circuit, een natuurlijk ventilatiesysteem, glazen vloerdelen voor extra daglicht en vouwwanden voor flexibel ruimtegebruik. En op het dak een rond glazen torentje zoals hij dat ook op het glaspaleis zou gaan maken een paar jaar later. Na de oorlog is er aan de achterkant en rechts bijgebouwd.

1936

Vanaf de inwijding in juni 1933 tot aan de sluiting in 1959 hebben er ongeveer 60.000 dames gebruik gemaakt van het retraitehuis, dat overigens onder leiding stond van de zusters van de Franse congregatie “ Filles De La Sainte Vierge De La Retraite”. In 1961 werd er een filosoficum gehuisvest en in 1966 de HTP (hogeschool voor theologie en pastoraat) dat naderhand het UTP (universiteit voor theologie en pastoraat) werd. In 1999 kwam het gebouw leeg te staan en raakte het onderkomen.

2020

Peutz architecten B.V. was het aan de naam verplicht om het gebouw te renoveren en er zelf kantoor te houden. Er werd een multifunctioneel kantoorgebouw ingericht waar naast een behoorlijk aantal bedrijven ook AGS architekten en planners ( het moederbedrijf van Peutz architecten B.V.) hun kantoor vestigden in 2003. Uit historisch oogpunt heeft men de keuken, inclusief inrichting zo gelaten als het oorspronkelijk was en zijn er op de bovenste verdieping nog enkele originele logeerkamers.

Het schip van het Aambos, zoals het Mgr. Schrijnenhuis ook wel eens genoemd wordt kan hopelijk nog vele decennia de parel blijven die het nu is.

Fred’s Sofa

Onder grote belangstelling werd op 6 januari 2018, op de hoek van de Laanderstraat en de Eikenderweg een Social Sofa onthuld. Het initiatief voor deze bank was afkomstig van wijkagent Fred Janssen zaliger. 

In september 2017 zijn de vrijwilligers uit de wijk begonnen met het aanbrengen van de duizende mozaïeksteentjes met als resultaat een bijzonder mooie sofa. 

Op voor- en achterzijde staan kenmerkende afbeelding voor wijk Eikenderveld.

Een “Poeffel Moeffel” (een beeldje voor een buurtbewoner die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor de wijk) – Een trein (Eikenderveld werd oorspronkelijk gebouwd voor spoorwegpersoneel) – De Sint Franciscus van Assisi Kerk – De moskee – De school – Een eik (waar de wijk z’n naam aan te danken heeft) – Kasteel Terworm – Het buurtpunt Markieshuis en een zonnebloem die symbool staat voor de vele activiteiten van de vrijwilligersvereniging.

Fred’s sofa is niet de enige Social Sofa in Heerlen. Op initiatief van de stichting “Vrouwen laten Heerlen glimlachen” werden in augustus 2013 de eerste 20 Heerlense bankjes gepresenteerd. Ieder bankje met zijn eigen verhaal en allemaal handwerk …………..

Het Social Sofa idee is afkomstig van de Tilburgse Karin Bruers. Karin wilde om de sociale saamhorigheid te vergroten, ontmoetingsplekken maken waar men net als vroeger ongedwongen bij elkaar kon komen om even met elkaar te praten.

De houten bankjes met deze sociale functie worden steeds vaker weggehaald omdat ze kapot zijn (gemaakt) of omdat het hangplekken zijn voor jongeren die overlast bezorgen.

De banken moesten dus “hufterproof” zijn en toch goed uitzien, ze moesten uitnodigend zijn en het straatbeeld verfraaien. De Social Sofa, model chaise longue is van beton en weegt 1650 Kg, heeft een lengte van 224 cm en is handmatig van een mozaïek voorzien.

Karin’s ambitieus voornemen was het om duizend sofa’s in en om Tilburg te plaatsen. De eerste 23 “benkskes” werden in september 2006 in Tilburg door de burgemeester onthuld. Daarna kwamen er overal in het land Social Sofa’s te staan, zelfs in het buitenland kom je ze tegen, ieder bankje een eigen verhaal en hand gemozaïekt. In 2013 is het duizendste bankje gemaakt en werd het als 250ste Tilburgse bankje onthuld op de plek waar ook de eerste 23 waren onthuld.

De saamhorigheid en het sociale contact in de wijk Eikenderveld is mede dankzij het initiatief van wijkagent Fred Janssen enorm verbeterd.

Het Aambos

Een bos om lief te hebben

Grenzend aan het centrum van Heerlen ligt het Aambos, dat zich vroeger uitstrekte van het Kapellerbos (Schaesberg) tot aan het Imstenraderbos (Imstenrade).

In de 17e eeuw werd dit eeuwenoude hellingbos, Auenbosch genoemd dat “oude bos” betekent, die naam verbasterde tot Aumbosch en dat werd vernederlandst tot Aambos. In het Heerlens dialect zeggen we  “D’r Oambusj”, maar dat is meer dan alleen de naam van het bos. D’r Oambusj is ook synoniem voor een gevoel van nostalgie en romantiek, van (jeugd) herinneringen en van ouderwets plezier.

“Gank mit d’r Oambusj in, dan zette vier os doa gemütlig op’n bank …….”

Op aandringen van burgemeester Waszink kocht de gemeente Heerlen op 24 september 1917 het Aambos voor een bedrag van fl.21.000,- van de Fam. Sarolea. Eigenlijk kocht de gemeente de grond want de bomen waren eigendom van Timmerfabriek Wijsbek-Soons en Co, voor de bomen diende nog een bedrag van fl. 12.500,- op tafel gelegd te worden. 

Het Aambos moest een wandelbos worden omdat de behoefte aan recreatie met het groeien van de bevolking ook toenam. Ontspannen in de natuur stond hoog aangeschreven in die tijd. 

In 1920 werd er een bedrag van fl. 55.000,- gereserveerd voor het plaatsen van een afrastering, een muziekkiosk, een paviljoen met terras, banken, straatverlichting, verharde wandelpaden, een boswachterswoning en een rustieke eikenhouten brug.

In 1931 kreeg het Aambos een hertenkamp geschonken van de VVV Heerlen. Het hertenkamp werd in 1981 verplaatst naar een meer open plek met twee keer zoveel ruimte voor de dieren. 

Bij het hertenkamp heeft men een “kapotte” lantaarnpaal geplaatst om liedjesschrijver Wiel Knipa (1924 -2002) te eren. Als je op de knop drukt knippert de lamp en weerklinkt zijn lied uit 1954: “Miene Oambusj” waarin o.a. een kapotte straatlantaarn wordt bezongen.

In het weekend  kon er bij het paviljoen in het Aambos gedanst worden en als het een beetje schemerig werd kon je met je geliefde een rustiger plekje opzoeken. Favoriet was een bankje onder een kapotte straatlantaarn bij het hertenkamp. Als om tien uur het fluitsignaal klonk moest je maken dat je het bos verliet omdat dan de vier poorten op slot gingen. Het paviljoen en de muziekkiosk zijn in 1971 afgebroken.

Bij mooi weer liep het bos op zondag weer vol met gezinnen en stelletjes die een wandelingetje wilden maken. 

Een grote houten brug over een hele diepe holleweg leidde naar het beukenbos waar een speeltuin was. Via een trap kon je naar de holleweg en onder de brug doorlopen. Die trap is al lang geleden verdwenen net als de speeltuin. Wat over is gebleven is de brug  van waar je een schitterend zicht hebt op de weg onder je.

Die holleweg was de vroeger de verbindingsweg tussen Heerlen en Kerkrade en heette de Roderweg en later de Kerkraderweg. De brug die dateert uit 1920 is in 1965 gerestaureerd en in 2011 vervangen door een stalen exemplaar.

Aan de boven-ingang van het Aambos  ligt een hele grote zandsteen (3,85 meter bij 1,75 meter en 1 meter dik) Deze Nivelsteiner zandsteen heeft men gevonden bij de bouw van het retraitehuis en is ter plaatse of vlak in de buurt op natuurlijke wijze gevormd.

In 1933 werd “boschje tijdig” gekocht van bouwonderneming “Tijdig”. Dat is het deel van het bos dat nu bekend staat als het nieuwe Aambos (aan de andere kant van de Oliemolenstraat). Tuinarchitect Henri Roeters van Lennep heeft er een echt park van gemaakt met veel verschillende bomen en plantensoorten. Kijkende over de ligweide die in de winter sleewiede werd genoemd, had en heb je een prachtig zicht op het caumerbeekdal.

Ten gevolge van drugsoverlast was het niet meer fijn vertoeven in het Aambos. Met operatie hartslag (2001) heeft men ook het Aambos onder de loep genomen. Men had allerlei wilde plannen om het bos op te waarderen. Maar de Heerlenaren wilde dat het Aambos een bos bleef. En zo bleef d’r Oambusj na herinrichting een bos om lief te hebben.

Bron: Fon Habets

De Vroedvrouwenschool

De Wilhelminaschool was een Rooms Katholieke Kweekschool voor Vroedvrouwen en werd in de volksmond “de vroedvrouwenschool” genoemd.

Het relatief hoge kindersterfte cijfer in het zuiden van Nederland was voor het tweede kamerlid Jhr. Mr. Charles Ruijs de Beerenbrouck aanleiding om het initiatief te nemen tot het stichten van de vroedvrouwenschool. Met financiële steun van het Rijk, de gemeente Heerlen en Mgr. Savelberg werd aan de Akerstraat een school gebouwd waar men vanaf 1913 vroedvrouwen deed opleiden. 

Het Sint Jozefziekenhuis en aan de Akerstraat de Vroedvrouwenschool.

Al snel bleek dat de school te klein was en omdat er geen plaats was voor uitbreiding van het bestaande gebouw werden er plannen gemaakt voor nieuwbouw. Architect Jan Stuyt maakte het ontwerp voor de nieuwe vroedvrouwenschool die gebouwd zou worden aan de Zandweg op Heerlerbaan. 

Op 25 september 1920 werd de eerste steen gelegd door H.M. koningin Wilhelmina, Hare Majesteit had ook financieel bijgedragen aan deze nieuwe school.

Precies tien jaar na de opening van de vroedvrouwenschool aan de Akerstraat werd op 4 februari 1923 de Elisabethkliniek aan de Zandweg officieel geopend door koningin Wilhelmina.

Het landelijk gelegen complex bestond uit een verblijfsgebouw, een schoolgebouw, een directeurswoning en een voorzieningengebouw. Directeur Clemens Meuleman wilde ook nog graag een kapel en een doorgangshuis voor ongehuwde moeders. Het doorgangshuis is er nooit gekomen en de kapel pas in 1934.

De Vroedvrouwenschool aan de Zandweg

Omdat er geen kapel was bij de opening van de vroedvrouwenschool heeft men op zolder een kapel ingericht die liefkozend “Onze lieve Heer op zolder” werd genoemd. In het bos achter de vroedvrouwenschool heeft men een openlucht altaar gebouwd dat bekend staat als de “boskapel”. 

In 1993 is de vroedvrouwenschool verhuisd naar Kerkrade. In 70 jaar tijd zijn er  ongeveer 80.000 baby’s geboren in de kliniek van de vroedvrouwenschool aan de Zandweg.

Luchtopname Parc Imstenrade:  https://vimeo.com/147080559 

Eind vorig eeuw heeft men in de vroedvrouwenschool verbouwd tot appartementencomplex geschikt voor senioren, bovendien zijn er een groot aantal nieuwbouw appartementen voor senioren gebouwd. Zo zijn er 249 huurappartementen en 57 koopappartementen gerealiseerd. Sinds 2000 is het oude deel van Parc Imstenrade, zoals de vroedvrouwenschool nu heet een rijksmonument. Veel van de huidige bewoners kregen er zelf hun kinderen of gaven hier les aan de leerling vroedvrouwen, sommigen bewoners zijn hier geboren.