Op 1 april 1893 ging aan de Meezenbroekerweg (hoek Sittarderweg) de Steenfabriek Beckers Koten in bedrijf. Met ongeveer 30 mensen werden er jaarlijks 7 miljoen stenen gebakken in een ringoven met 18 kamers. De benodigde klei werd direct naast de fabriek gewonnen. Door die winning is er een vijver ontstaan, die we nu de LTM vijver noemen.
Tot 1925 was Dhr. Koten directeur, zijn opvolger Dhr. Erkens is in de oorlog door de Duitsers opgepakt en nooit meer teruggekomen. Vervolgens werd Dhr. Klinkers directeur.
In Nuth stond een tunneloven van de firma Beckers Koten. Op 27 november 1981 werd steenfabriek Beckers Koten failliet verklaard. Klinkers heeft zichzelf, toen het slecht ging met het bedrijf in Nuth in een schouder geschoten om een overval te veinzen.
De grond aan de Meezenbroekerweg werd al in 1961 (9 november 1961) door de gemeente onteigend t.b.v. woningbouw. De firma werd schadeloos gesteld met een bedrag van fl 21.546,-
Omdat de explosieve toename van het aantal inwoners in Heerlen de capaciteit van de Pancratiuskerk te boven ging werd er op verzoek van bisschop Drehmanns, in 1910 door de paters Franciscanen een klooster met kloosterkerk gebouwd aan de Sittarderweg. De Martelaren van Gorcumkerk*.
De Franciscanen kochten in november 1909 van aannemer Jan Ubachs een stuk grond aan de Sittarderweg waar Ubachs een brikkenbakkerij op had staan. Op deze plek moesten het klooster, voor ongeveer 22 bewoners en een kerk gebouwd worden. In de steenfabriek zijn na de verkoop van de grond nog enkele maanden stenen gebakken die gebruikt zijn voor de bouw van het binnenwerk van klooster en kerk.
Het klooster en de neo romaanse kerk werden ontworpen door gemeentearchitect Joseph Seelen (1871 Venlo – 1951 Heerlen) en gebouwd door ……… aannemer Jan Ubachs.
Op 5 december 1910 verhuisde pater Keenen van Weert naar Heerlen. Hij logeerde in de “Pancratius” pastorie van waaruit hij toezicht hield op de bouw. Op 4 januari 1911 nam hij als eerste intrek in het klooster dat op dat moment nog niet helemaal af was. De kloosterkerk werd 9 dagen later door deken Brewer ingezegend.
In de kloosterkerk werden er op zondag afwisselend in het Duits en in het Nederlands gepreekt en de vroege zondagsmis begon om 5:20 uur zodat de koempels die van de nachtschicht kwamen eerst naar de kerk konden gaan en vervolgens naar bed.
Omdat het een kloosterkerk betrof en dus geen hulp- of parochiekerk moesten de gelovigen voor dopen, vormsel, huwelijk, begrafenissen en ook voor het vervullen van de paasplicht naar de Pancratiuskerk.
In 1921 kwam er bisschoppelijk verlof voor dopen en het doen van de eerste heilige communie.
Vanaf 1924 hoorden de kerk en het klooster niet langer bij de Pancratiusparochie maar bij de nieuwe H. Hartparochie van Schandelen.
Toen op 15 februari 1935 de kloosterkerk tot rectoraatskerk werd verheven kreeg het dezelfde rechten als een parochiekerk, het inzegenen van huwelijken mocht echter pas vanaf 1949. Op 1 februari 1966 werd de Martelaren van Gorcumkerk een echte parochiekerk.
In 1983 vertrokken de laatste paters uit het klooster en in 1987 werd het klooster omgebouwd tot appartementencomplex. De kerk in 1995 buiten gebruik gesteld en tot groot verdriet van velen is de H. Martelaren van Gorcumkerk in 2000 afgebroken.
*De Martelaren van Gorcum
Op 27 juni 1572 gaf de stad Gorcum zich over aan de Geuzen onder de voorwaarden dat iedereen een vrije aftocht zou krijgen, ook de geestelijken. De Geuzen beloofden het maar kwamen terug op hun belofte betreffende de 19 geestelijken, die op 9 juli van dat jaar in Brielle opgehangen werden.
Na de bouw van een kloosterkerk (met klooster) en de bouw van een school aan de Grasbroekerweg was er ook nog behoefte aan een patronaat voor de bewoners van woninggroepen rond de mijnzetel van de Oranje Nassaumijn 1. (Beersdal, Grasbroek, Schandelen en Musschemig)
Het patronaat aan de Sittarderweg is gebouwd in opdracht van de paters Franciscanen en bood onderdak aan tal van verenigingen uit de omgeving. Het diende als repetitielokaal voor zang-, dans-, muziek- en toneelverenigingen. Vergaderlokaal voor sportverenigingen maar het was ook de locatie voor een feestavond of een uitvoering van de muziek- of toneelvereniging. Je kon er kaarten of biljart spelen. Diverse verenigingen zijn opgericht omdat er een onderkomen beschikbaar was waar de vereniging zich kon vestigen.
De exploitatie werd bekostigd uit de opbrengst van de zaalhuur en bar inkomsten maar ook door schenkingen en subsidies. Met name de kerk en de mijn waren gebaat bij een patronaat waar de mijnwerkers(gezinnen) hun vrije tijd konden besteden.
Het Patronaat is een ontwerp van de uit Sittard afkomstige architect Joseph Wielders (1883 -1949) o.a. bekend van de uitbreiding van Sint Bernardinus college; van de kerk van Schandelen en het Juphuis, het Badhuis aan de Kapelaan Beringstraat en de watertoren in Schimmert.
Architect Wielders werd de eerste Limburgse betonarchitect genoemd. Op de gemetselde fundering staat namelijk een betonnen constructie die omkleed is met metselwerk (uitgevoerd als spouwmuur). Ook de binnenmuren zijn gemetseld.
Het gebouw in de stijl van de Amsterdamse School had op de ontwerptekeningen uit 1918 een symmetrische voorgevel, bestaande uit drie delen. Pas toen er een financiële bijdrage werd geleverd door de Oranje Nassau mijnen kon de architect de tekeningen in 1920 definitief maken. De bouw van de rechter vleugel werd echter vanwege geldgebrek uitgesteld. Maar zoals zo vaak komt van uitstel afstel.
Op 28 augustus 1921 werd het patronaat door deken Brewers ingewijd.
Tijdens het sluitingsproces van de mijnen in de jaren zestig en zeventig werd het patronaat steeds minder populair, er kwamen delen leeg te staan en het gebouw verpauperde. Totdat de acteur en regisseur Jeroen Willems het gebouw in 2001 liet aanpassen voor de uitvoering van “Lange Lies, Lange Jan” , een drama waarin de mijngeschiedenis werd verteld vanuit het oogpunt van mijnwerkersvrouwen. Het was een enorm succes met veel extra (uitverkochte) uitvoeringen.
De Gemeente Heerlen liet in 2007 het verwaarloosde gebouw renoveren / restaureren en het patronaat kreeg uiteindelijk de lang uitgestelde rechtervleugel, niet in de stijl van de Amsterdamse school maar in een moderne stijl.
Zo had de buurt weer een wijkgebouw / cultuurcentrum en men noemde het uiteraard ‘t Patronaat. De naam veranderde in 2009 in “Cultuurhuis Patronaat” en in 2011 in “Cultuurhuis Heerlen”.
Er worden weer optredens en voorstellingen gehouden door amateurs, semi amateurs en profs maar ook exposities, feesten en evenementen maken dat het Patronaat van toen weer leeft.
In 1929 zijn de Staatsmijnen begonnen met opleidingen voor jonge mijnwerkers. 4 uur per dag leesband ……… de andere vier uren werden besteed aan mijnbouwkunde, tuinbouw, rekenen, taal, zang, godsdienst en sport.
Vanaf januari 1945 startte de OVS (Staatsmijn Hendrik als eerste). Er waren 11 Ondergrondse VakScholen, iedere mijn had er één behalve de ON3 en ON4, zij hadden samen één OVS.
De OVS van de Oranje Nassau Mijn 1 lag aan de Huskensweg en werd op 27 april 1948 door prinses Juliana bezocht, de officiële ingebruikname was begin 1949.
De OVS opleiding duurde drie jaar en begon direct na de lagere school. Zie het als een praktijkschool waar mijnwerkers werden opgeleid op een scouting achtige manier waarbij een jeugdleider een troep (vier groepen van zes studenten) onder zijn hoede had. Het doel was een sterke, gezonde, fitte, gehoorzame, hardwerkende, plichtsgetrouwe mijnwerker te vormen.
Het bouwbureau van de Oranje Nassau Mijnen, o.l.v. ir. Flohil en Stevens heeft dit gebouw ontworpen in de vorm van een limburgse boerderij met een binnenplaats. Op die binnenplaats werd elke werkdag de Nederlandse vlag gehesen en werd de OVS wet voorgelezen, dat zijn 10 geloften waaraan elke OVS-er zich moest houden.
1. Op mijn eer kan men vertrouwen.
2. Ik wil trouw zijn aan God, ouders, leiders en land.
3. Ik wil een vriend zijn voor allen.
4. Ik wil ridderlijk zijn.
5. Ik wil flink de handen uit de mouwen steken; wat ik doe, doe ik goed.
6. Ik wil spaarzaam zijn.
7. Ik blijf opgewekt onder alle moeilijkheden.
8. Ik wil een goed vakman worden.
9. Ik wil een beschermer zijn van de natuur.
10. Ik wil gehoorzaam zijn, zonder tegen te spreken.
Helaas is door de moderne aanbouw links en rechts veel van het originele karakter van het gebouw verloren gegaan.
Op de linker zijgevel van het gebouw zien we het beeld van de heilige Barbara, de beschermheilige van o.a. de mijnwerkers. Het beeld is in 1949 gemaakt door Harrie Stump. Sint Barbara is te herkennen aan het torentje dat in ieder beeld is afgebeeld.
In de twee voormalige klaslokalen aan de voorzijde van het pand zijn in augustus 1948 door Eugene Eggen (1921 Ulestraten- 2000 M’trcht) muurschilderingen aangebracht. De muurschilderingen zijn helaas ernstig beschadigd.
De opleiding aan de OVS zag er als volgt uit:
Het eerste jaar stond in het teken van algemene ontwikkeling gericht op het mijnwerkers vak. Werken in de jeugdwerkplaats, troepwerk, werken in de tuin en theorielessen. Het eerste jaar werd afgesloten met een week kamperen op het opleidingscentrum Vaalsbroek.
In het tweede leerjaar werden de lessen en de sport voortgezet en werkten de jongens bovendien 5 uur per dag in het bovengrondse bedrijf. Daar moesten ze mijnhout opstapelen, spoorrails aanleggen, schoonmaken en aan de leesband stenen uit de naar boven gebrachte kolen halen.
In het derde leerjaar maakten ze kennis met de leermijn, waar zij in het ondergrondse vak werden opgeleid door ervaren ondergrondse instructeurs. Na twee maanden gingen ze voor het eerst een dag ondergronds, ze moesten dan wel al minstens 16½ zijn. Weer twee maanden later, 2 dagen enzovoort.
Na het derde leerjaar volgde plaatsing ondergronds en kreeg de leerling de functie van sleper van waaruit hij zich verder kon ontwikkelen tot uiteindelijk houwer en kon hij zich volleerd mijnwerker noemen. De Ondergrondse Vakscholen sloten in 1968, tijdens het proces van mijnsluitingen.
De naam Musschemig komt in een iets andere vorm al in 1570 voor. Toen was het namelijk een Keulsch leen waarvan Willem van Swartsenborch de eigenaar was.
De witte huizen van Musschemig zijn rond 1905 gebouwd, samen met Leenhof waren dit de eerste kolonieën die door de bouwafdeling van de Oranje Nassau Mijnen zijn gebouwd. De bouwkosten bedroegen 300,- gulden per woning.
De woningen werden bewoond door mijnwerkersgezinnen waarvan één of meerdere personen op de Oranje Nassau Mijn werkten. Hoe hoger de functie, hoe groter het huis. Opzichters en ingenieurs woonden ook nog eens dichter bij de mijn dan de koempels.
Toen de Lotharingse fam. De Wendel in 1908 eigenaar werd van de Oranje Nassau mijnen werden er huizen gebouwd in Lotharingse stijl, gekenmerkt door gepleisterde gevels met een omlijsting van metselwerk en op het rode pannendak werd met blauwe pannen Lotharingse patronen aangebracht.
De kerk heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het leven van de mijnwerkersgezinnen. Het kruisbeeld in de Smaragdstraat is daar nog steeds (anno 2023) getuige van. De processie trok door de wijk zoals op de foto’s hieronder te zien is. (De woningen aan de Agaatstraat zijn rond 1953 gebouwd).
Alle woningen zijn gebouwd naar het tuinstad idee, op de luchtfoto kun je zien dat alle woningen een grote tuin hadden.
Op deze foto’s zie je hoe zeer de mijn aanwezig was en hoe dicht de steenberg bij de woningen lag. Die steenberg was 50 à 60 meter hoog.
Aan de Huskensweg (1920) en in de Saffierstraat (1917) staan woningblokken met een plat dak. Waarschijnlijk ook gebouwd in opdracht van de Oranje Nassau mijn.
Ons dagelijks brood (O.D.B.) was een coöperatieve vereniging. De leden van deze vereniging kochten hun levensmiddelen bij de coöperatie. Aan het einde van het jaar kregen zij een dividend uitgekeerd. Hoe groot het dividend was, werd bepaald aan de hand van hoeveel men er gekocht had. Op deze manier werd de tussenhandel uitgeschakeld.
De O.D.B. is opgericht in 1911 door de “Christelijke Mijnwerkersbond” onder leiding van Mgr Dr. Poels. Na de moeilijke opstart jaren groeide de O.D.B. uit tot de grootste en machtigste coöperatie van Nederland met 57 winkels, 7 slagerijen en 3 bakkerijen in 1961.
Op 29 december 1963 fuseerde de O.D.B. met de coöperatieve vereniging Eendracht uit Vaals en veranderde de naam in Co-op Zuid Limburg. De groei ging door en er volgde een nieuwe fusie in september 1973 met de Maastrichtse broodfabriek Mabro.
Het faillissement van de VLB (de Verenigde Limburgse Bakkerijen; onderdeel van de Co-op Zuid Limburg) in Heerlen in oktober 1974 betekende het einde van de broodafdeling en daarmee ook het einde van de O.D.B. broodventers.
De Co-op Zuid-Limburg bleef bestaan tot 1985.
Eén van de zeven slagerijen was gelegen aan de Dautzenbergstraat 28, anno 2023 kunnen we boven de voormalige winkel en de naastgelegen poort nog steeds de naam van de coöperatie zien. Achter de poort ligt een oprit naar een restaurant.
Op de plaats van dit restaurant lag eerst een magazijn, dat hoorde toen bij de koloniale warenwinkel van de ODB aan de Saroleastraat 41. Dat magazijn werd op 24 november 1923 door brand verwoest.
In 1924/25 werd er in opdracht van de “Coöperatieve Vereniging Ons Dagelijksch Brood” een nieuw magazijn gebouwd. Dit magazijn was bereikbaar vanaf de Dautzenbergstraat, om precies te zijn via de poort naast de op 19 maart 1925 geopende ODB slagerij. Deze slagerij was zeker tot 1983 op dat adres gevestigd.
Tot wanneer het magazijn gebruikt is door ODB is niet bekend.
In april 1988 openen Walter en Henny Riedel in het magazijn een Italiaans restaurant. Vervolgens opende Linda Massij er een restaurant onder de naam “Het Nieuwe Pakhuis”, dat op 18 oktober 2014 haar deuren weer sloot. Daarna kreeg het restaurant weer een nieuwe eigenaar en ook een nieuwe naam, “Ronnie’s BBQ”, dat vervolgens weer van eigenaar wisselde en nu “Eten bij Coen” heet.
Deze wandeling leidt u die u langs alle locaties die u volgens ons gezien moet hebben als u Heerlen bezoekt. De meeste Heerlenaren kennen al die locaties, maar kennen zij ook het verhaal dat erbij hoort?
Het is een audiotour van 2,9 km met een digitale routekaart. U kunt op ieder willekeurig punt op de route starten en ook de looprichting is vrij te kiezen.
Zo leert u Heerlen kennen in één à anderhalf uur.
P.S. Voor rolstoelgebruikers zijn het Schachtgebouw en de Heron alleen via een flinke omweg (900 meter heen en 900 meter terug) te bereiken.
De eerste synagoge van Heerlen werd in 1852 opgeknapt, wanneer deze is gebouwd en ingewijd is onbekend. We hebben het hier over de synagoge aan de Veemarkt (nu Wilhelminaplein) die tot 1936 in gebruik is geweest.
Sinds 1778 was er een joodse begraafplaats op de plek waar anno 2022 de Morenhoek is. Vanwege ruimtegebrek werd er in 1811 een nieuwe begraafplaats aangelegd aan de Schinkelsteeg (nu Stationstraat) en vanaf 1900 werden de joden begraven naast de algemene begraafplaats aan de Akerstraat.
Op de plek van de begraafplaats aan de Stationstraat werd in 1936 een nieuwe synagoge gebouwd. De daar aanwezige graven zijn niet geruimd; er is overheen gebouwd.
Direct na de bevrijding van Heerlen is de geplunderde synagoge, waarvan ook het interieur vernield was, opnieuw ingewijd. In 1959 volgde pas een totale renovatie van het gebouw.
Omdat het aantal gemeenteleden terug liep is de synagoge sinds 1985 niet meer in gebruik en zijn de joodse gemeenten van Heerlen, Roermond en Maastricht samengevoegd.
De synagoge is anno 2022 privé eigendom en licht verborgen achter een bloemenzaak te wachten op ……………?
Tijdens een stadswandeling verteld de gids u over het Heerlens verleden. Romeinse tijd, middeleeuwen, mijn-tijd, de laagtij dagen en de moderne tijd.
Tijdens een mijnstad-wandelingverteld de gids u over het mijnverleden van de stad aan de hand van gebouwen en straten die er nu nog zijn.
Tijdens een mijn-wandeling gaat u met de gids een wandeling maken over het voormalige mijnterrein van de Oranje Nassau 1 mijn en wordt er vooral aandacht besteed aan het bovengrondse mijn-verhaal en wat daar nog van te zien is. Voor het ondergrondse mijn-verhaal bevelen wij onze collega s van Het Nederlandse Mijnmuseum van harte aan.