De Spaanse griep

Informatiebulletin “Hart van Heerlen” nr. 26 (2020) van de Heemkundevereniging Heerlen Stad

Het huidige Covid 19 of Coronavirus is niet zomaar een griepje maar heeft de vorm aangenomen van een pandemie. De impact op ons dagelijks leven en de verspreiding wordt vaak vergeleken met de Spaanse griep die in de jaren 1918-1919 heeft geheerst. Deze vergelijking maakte mij nieuwsgierig. Een reden om een kort onderzoek te doen op internet en op de website van Delpher waar je oude krantenartikelen kunt opzoeken. Het betreft geen volledig onderzoek want daarvoor is er teveel geschreven. In het bijzonder gaat het ook om de situatie in Heerlen.

De zoekopdrachten op de website van Delpher waren “spaanse griep Heerlen”, “griep Heerlen” en “spaanse griep” en dat voor artikelen in de kranten die in Heerlen werden uitgegeven. Voor 1918-1919 waren dit het Limburgs Dagblad en de Limburger Koerier. Het eerste wat mij opvalt is dat er maar een beperkt aantal artikelen in die periode zijn verschenen. Het begint in oktober 1918 en de meesten in november 1918 en na de jaarwisseling verschenen er nog maar enkele artikelen. De eerste conclusie is dat het onderwerp niet zoveel nieuwswaarde had. Misschien moet ik het anders zien. Met de huidige nieuwsgaring en televisieberichten worden we ook wel overspoeld met coronanieuws.

De naam Spaanse griep leidt nogal tot verwarring. Het griepvirus is niet in Spanje ontstaan. In de Spaanse pers werd voor het eerst van het virus bericht, omdat Spanje onafhankelijk was in de Eerste Wereldoorlog, had de Spaanse pers meer vrijheid in zijn berichtgeving.

De oorsprong van het virus is niet eenduidig. De Verenigde Staten, China, Frankrijk en Engeland worden als bakermat genoemd. Een van die theorieën gaat er vanuit dat het in Amerika is ontstaan, als variant van het vogelgriepvirus. In maart 1918 breekt een onbekend ziekteverschijnsel uit op de legerbasis Camp Funston in Fort Riley in Arkansas. Op dat moment verzamelden zich in het kamp jongemannen om uitgezonden te worden voor de oorlog in Europa. Dit is de reden dat het virus via deze militairen in Europa is gekomen. Een andere theorie noemt China waar het als een gemuteerd varkensvirus zou zijn ontstaan. De Spaanse griep is net als het huidige virus een mutatie van een dierlijk virus dat in het begin niet duidelijk werd erkend.

De verschijnselen van de Spaanse griep waren hoge koorts, hoesten, spierpijn en keelpijn. Het virus had vat op het lichaam waardoor de patiënt minder ging eten en drinken en uiteindelijk ademhalingsproblemen kreeg. Over het algemeen leidde de de vlekken in het gezicht. Bij het Covid 19 virus gaat het ziekteproces langzamer. ziekte binnen enkele dagen tot de dood. Het stadium van de ziekte werd herkend aan Een ander groot verschil met het huidige virus zijn de risicogroepen. Nu gaat het om ouderen. De Spaanse griep had vooral vat op mensen van 14-40 jaar en de sterfte was het grootste onder jongvolwassenen van 14-25 jaar. Eigenlijk de personen die het sterkste immuunsysteem hebben. Waarschijnlijk is de oorzaak hiervan dat het immuunsysteem bij deze jonge mensen te heftig reageerde (cytokinestorm), iets wat we nu ook bij sommige corona patiënten op de intensive care zien.

In september en oktober 1918 werd de ziekte nog als een griepje afgedaan. In het Limburgs Dagblad van 30-10-1918 wordt melding gemaakt dat de ziekte toch ernstiger is dan de geneesheren in eerste instantie dachten. Vanaf die datum neemt de berichtgeving in de Limburger Koerier en Limburgs Dagblad ook toe.

In tegenstelling tot nu liet de rol van de centrale overheid te wensen over en het beleid kwam hoofdzakelijk op de regionale bestuurders neer. Gezien de risicogroep zien we dat de burgemeester van Heerlen op 26-10-1918 alle openbare scholen sloot. Er is echter geen sprake van zo een lange sluitingtijd als nu, want op 18-11-1918 lezen we dat de lagere scholen en het Bernardinuscollege weer open gaan.

De medische zorg werd overbelast en het St Joseph ziekenhuis kon de ziekte- en overlijdensgevallen niet aan. Als maatregel werd de lagere school nummer I aan de Akerstraat ingericht als een noodhospitaal. In de kranten van 7 en 8 november werd er voor verplegend personeel geworven. Op 11 november ging dit noodhospitaal open met 32 bedden. Een andere maatregel is dat de overledenen binnen drie dagen moesten worden begraven. De burgemeester verzocht daarnaast de parochies meer begrafenisdiensten te houden. Qua medische zorg gaat de vergelijking wel op.

Heerlen, juni 2020

Leo Franck

Lutherse kerk

Werktuigbouwkundig ingenieur Jan Koster was een actief lid van de Lutherse kerkgemeenschap. Hij trad op zijn 25ste in dienst bij de Laura mijn en richtte in 1901 een internationaal bedrijf op voor het verrichten van mijnbouwkundige werkzaamheden. Aan de Valkenburgerweg liet hij villa Eikhold bouwen waar hij ging wonen.

Omdat er onder de mijnwerkers en mijnbe­­ambten heel wat Duitse Lutheranen waren, kocht hij een leegstaand houten gebouw aan de Meezenbroe­kerweg 70 en schonk dit als kerk aan de Lutherse gemeente. 

Martin Luther was een Duitse protestantse theoloog die op 31 oktober 1517 openlijk stelling nam tegen de handel in aflaten.

In 1960 is het houten gebouw vervangen door een gemetselde kerk ontworpen door architect F.H. Meijer Het is een zeer ingetogen zeshoekig kerkgebouw met een zeszijdig tentdak met daarop een zogenaamde lantaarn. Het daglicht valt binnen via hoog geplaatste ramen. Boven de vrij eenvoudige ingang is een groot reliëf aangebracht van het Chi-Rho symbool met links een alfa-teken en rechts een omega-teken.

Het Chi-Rho symbool is het Christusmonogram, het alfa-teken, is de eerste letter van het Griekse alfabet en staat voor begin. Het omega-teken is de laatste letter van het Griekse alfabet en staat voor het einde. 

De kerk heeft een wit interieur en is evenals de buitenzijde zeer bescheiden ingericht. Op de binnenwanden zijn diverse Bijbelse teksten aangebracht. Bovendien bevindt zich boven de ingang een kabinetorgel uit 1765 gebouwd door Deethlof Onderhorst uit Leiden.Het orgel heeft tot 1954 in de gereformeerde kerk te Westerbork gestaan. 

Heemkundevereniging Heerlen Stad

Het kruis “op gen Linge”2008 – nr. 2 – blz. 5
Politieke reclame op de kerktoren2009 – nr. 3 – blz. 6
Karel de Grote2009 – nr. 3 – blz. 12
Landen van Overmaas2009 – nr. 3 – blz. 14
Een wandeling door Parkstad anno 17552009 – nr. 4 – blz. 3
Achter gen ou hoezer2010 – nr. 5 – blz. 6
Herinneringen aan de Kruisstraat door Jan Teunissen2010 – nr. 5 – blz. 15
Franck en Heerlen2010 – nr. 6 – blz. 2
‘De Tesch’ een vergeten plek in het centrum van Heerlen deel I2010 – nr. 6 – blz. 21
Steenbakkers in Heerlen2010 – nr. 7 – blz. 2
‘De Tesch’ een vergeten plek in het centrum van Heerlen Deel II2010 – nr. 7 – blz. 9
Heeft de heemkundevereniging een voorganger gehad?2011 – nr. 8 – blz. 2
‘De Tesch’ een vergeten plek in het centrum van Heerlen deel III2011 – nr. 8 – blz. 12
Oud en Nieuw Heerlen2011 – nr. 9 – blz. 2
Joden in Heerlen voor, tijdens en na Tweede Wereldoorlog2011 – nr. 9 – blz. 8
De Tesch’ een vergeten plek in het centrum van Heerlen deel IV2011 – nr. 9 – blz. 10
Oud Heerlen zichtbaar2012 – nr. 10 – blz. 5
‘De Tesch’ een vergeten plek in het centrum van Heerlen deel Vl2012 – nr. 11 – blz. 4
Oud en Nieuw Heerlen deel II2012 – nr. 11 – blz. 19
Joodse begraafplaats in Heerlen2012 – nr. 11 – blz. 24
Balavonden met Heerlens carnaval tussen 1928-2OL22013 – nr. 12 – blz. 2
Bericht uit Amsterdam2013 – nr. 12 – blz. 6
Ontstaan en bouw oudste svnagoge Heerlen 1791- 17942013 – nr. 12 – blz. 14
Lijst van carnavalsbals in centrum Heerlen tussen L928 en2Ol22013 – nr. 12 – blz. 34
D’ r Heëlesje Tram2013 – nr. 13 – blz. 3
Heerlen in 1913 – huisvesting – onderwijs – mijnschool – vroedvrouwenschool – Bernadinuscollege – middenstandsvereniging – gemeentebestuur.2013 – nr. 13- blz. 11
De markt van Heerlen2014 – nr. 14 – blz. 2
Oorlogsverslag 16-9-1944 tot 9-5-19452014 – nr. 14 – blz. 8
Station Heerlen2014 – nr. 15 – blz. 3
Oorlogsverslag 16-9-1944 tot 9-5-19452014 – nr. 15 – blz. 3
2015 Het Jaar van de Mijnen2015 – nr. 16 – blz. 2
Vijgenweg te Schandelen.2015 – nr. 16 – blz. 8
Joodse Onderduikers in Meezenbroek*2015 – nr. 16 – blz. 9
De Naamlijst voor den Telefoondienst2015 – nr. 17 – blz. 4
Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf in Heerlen.2016 – nr. 18 – blz. 3
Niet d’r Kuëb maar d’r Koeph va Hehle2016 – nr. 18 – blz. 12
Verwantschappen2016 – nr. 19 – blz. 5
Uit de antieke doos2016 – nr. 19 – blz. 16 en blz. 20
Mathieu Kessels2016 – nr. 19 – blz. 18
Simultaneum2017 – nr. 20 – blz. 2
Bijeenkomst `La Veneziana`2017 – nr. 20 – blz. 7
Gehuchten en buurtschappen in de gemeente Heerlen2017 – nr. 20 – blz. 11
De dominees woning2017 – nr. 21 – blz. 4
Sportfondsenbad Heerlen2017 – nr. 21 – blz. 6
Toon Savelberg raakt aan brand zijn zakgeld kwijt2018 – nr. 22 – blz. 4
Christuskop2018 – nr. 23 – blz. 2
De Oude Sittarderweg2018 – nr. 23 – blz. 6
Energietransitie2018 – nr. 23 – blz. 12
Terworm opnieuw bezien2019 – nr. 24 – blz. 2
Wilhelminaplein 72019 – nr. 25 – blz. 2
Stadsontwikkeling2019 – nr. 25 – blz. 20

Luciushof

De Luciushof is een voormalig klooster van de Carmelitessen zusters. Deze bedelorde leefde afgesloten van de buitenwereld, ze verbouwde voedsel in de kloostertuin, maakte en hersteld zelf hun kleding, onderhielden voor zover mogelijk het klooster en waren voor de rest aangewezen op aalmoezen. 

De Karmelietenorde is in de 13e eeuw gesticht met de bouw van een klooster op het Karmelgebergte in Israël. Deze berg wordt reeds in de bijbel genoemd. De naam Karmel betekent “wijngaard” en is een hebreeuwse jongensnaam. Vanaf 1400 zochten ook vrouwen aansluiten bij de Karmelorde en in 1452 werd een zusterorde gesticht. In de zestiende eeuw begon Teresa van Avila (1515-1582) een hervorming van de Karmelorde. Aan deze Teresa dankt de kapel aan de Putgraaf haar naam, de  Sint Theresiakapel ook wel Carmelkapel genoemd.

Het klooster met de bijbehorende kapel is gebouwd in 1934 naar een ontwerp van architect Anton Bartels, in de stijl van de Delftse school. Het klooster heeft een sobere uitstraling in tegenstelling tot de kapel waar achter het altaar een opaline wand (een wand van gebrandschilderd glas tegen een muur) te zien is van de Amsterdamse glazenier J. Mammen (drie zussen van Mammen zaten in dit klooster), de glas in lood ramen zijn gemaakt door C. Alberdinck en pas in 1936 geplaatst.

Toen de zusters in december 1971 naar Merkelbeek verhuisden heeft de gemeente het complex gekocht met de bedoeling het af te breken om er appartementen te bouwen. Een groep Heerlenaren, verenigd in de kapelstichting, heeft zich met succes  verzet tegen de sloop van de kapel (en het klooster).   Nu is het complex eigendom van woningstichting Weller en de kapel van Stichting Kapel Putgraaf.

De Luciushof dankt zijn naam aan een pottenbakker uit de Romeinse tijd.   In 1971 werd op de plek waar men een dubbele garage wilden bouwen een pottenbakkersoven ontdekt. Nader onderzoek wees uit dat het een oven was uit 125 – 150 nC.  In de oven die geëxplodeerd bleek te zijn vond men o.a. de resten van een kruik. Op deze kruik was een inscriptie aangebracht waar heel veel uit af te leiden valt.

De inscriptie luidt, vrij vertaald vanuit het latijn, als volgt:

Lucius Ferenius heeft voor Amaka deze kruik ge­maakt.

Lucius wijdt (deze kruik) aan de goede god van Fere(s)ne(?) zijn geboorteplaats

Lucius genaamd Metcius maakte deze (kruik) in zijn bedrijf.

Uit de naam Lucius Ferenius is af te leiden dat het om een inheems persoon gaat. Romeinse burgers hadden namelijk drie namen, een voor­naam, een achternaam en een bijnaam.

Ferenius geeft aan dat zijn geboorteplaats Feresne was (Dilsen, Belgie). Ook Amaka was inheems en waarschijnlijk zijn vrouw. Metcius was de naam die hij had in zijn geboortedorp. Dat Lucius Latijn kon schrijven is opmerkelijk te noemen voor een pottenbakker en de inscriptie en de wijding aan de god van Feresne maakten de kruik magisch. Aan de vorm van de kruik is af te leiden dat die gemaakt is tussen 125 en 150 na Chr. 

Lucius Ferenius en Amaka zijn daarmee de oudste bewoners van Coriovallum waarvan de naam bekend is.

De naam ‘De Twee Gezusters’ duidt op de twee naast elkaar gelegen kloosters, het Savelbergklooster en het Carmelitessenklooster die samen dienst doen als werkplek, woonruimte, ontmoetingsruimte, concertpodium, museum, restaurant en meer.

Anno 2022 is op de binnenplaats van de Luciushof een kruidentuin ingericht. Geïnspireerd op de kruidentuin van Broeder Aloysius (1854 1942). Broeder Aloysius was van huis uit erg geïnteresseerd in de kruidengeneeskunde en werd door Mgr. Savelberg naar pastoor Kneipp in Beieren gestuurd om zich verder te bekwamen in de kruidengeneeskunde en o.a. ook de “Kneipp-koudwaterkuur”. Voor hij in de leer ging in Duitsland kwamen er al mensen van heinde en ver om zich door de broeder te laten behandelen, maar toen hij terug was uit Duitsland werd Heerlen een echt kuuroord met gasten van over de hele wereld. 

Om alle gasten te kunnen onderbrengen werd het Mannenhuis gebouwd in 1892 en Mariabad voor de vrouwelijke kuurgasten. in 1897 werd het Sanatorium St. Jozef-Heilbron als verblijf voor rijkere mannelijke kuurgasten (Huize De Berg) gebouwd. 

In 1901 schreef broeder Aloysius het boek “troost der zieken” waarin veel ziektes beschreven worden en de daarbij behorende behandeling. 

Door het verbeteren van de medische zorg kwam er rond 1917 een einde aan het “Kneippen”. De kruidenapotheek van broeder Aloysius is echter tot 1957 open gebleven.

De Passage

Nadat in 1955 de ruïne van “Ons Volkshuis” werd afgebroken  bleef er jarenlang een braakliggend terrein achter. Eind jaren vijftig ontstond het idee om een passage te maken van de Emmastraat naar de Putgraaf.

Het plaarplan zoals het werd genoemd was bedoeld als uitbreiding van het oude winkelcentrum.

Na 4 jaar plannen werd er in 1962 begonnen met de bouw van fase 1 van het plan dat door architect John M. Stuyts uit Heerlen is ontworpen. 

Er werd gestart met de bouw van het appartementencomplex aan de Emmastraat (nu Pancratiusstraat genoemd).

Het gebouw, van vier verdiepingen, kenmerkt zich door de onderdoorgang en de schuine geplaatste ramen aan de voorzijde. Wat van buitenaf niet te zien is, is een besloten pleintje op de eerste verdieping, boven de doorgang waar de voordeuren van de appartementen aan liggen en waar twee muurschilderingen zijn aangebracht door James Jetlag.

De naam van dit deel van de passage is Oude Veemarktstraat

De begane grond werd door de passage in twee helften gedeeld waar winkeltjes, etalages en showrooms werden ingericht. 

Aan het einde van deze passage werd een omsloten, open pleintje aangelegd dat in verbinding stond met de Plaarstraat en dat de naam Morenhoek kreeg. Het dankt zijn naam aan het feit dat hier, tijdens de Spaanse bezetting (1580 – 1610), een begraafplaats was voor Moren. De Moren waren moslims van Arabische afkomst die in dienst waren bij het Spaanse leger. 

Anno 2024 wordt de passage ook wel de Creative Corridor genoemd waar creatieve ondernemers gevestigd zijn en is de Morenhoek een gezellig plein waar regelmatig evenementen georganiseerd worden.

————————————————————————-

In de tweede helft van 1964 is de Meubelhal aan de Putgraaf tussen Meulenberg en het Carmelitessenklooster afgebroken om plaats te maken voor het nieuw te bouwen hoofdgebouw van de passage, waarin 9 appartementen (3 etages) werden gerealiseerd. Ook dit deel van de  passage had links en rechts winkeltjes en leidde naar de Plaarstraat. 

Zo ontstond er een passage van de Putgraaf via de Putgraaf-Passage, Plaarstraat, Morenhoek en Oude Veemarktstraat naar de Emmastraat.

Ook het Passage-theater in Putgraaf-Passage is door dezelfde architect ontworpen. Deze bioscoop met 378 zitplaatsen werd in 1984 gesloten.

Dit deel van de passage is afgebroken voor de bouw van een parkeergarage in 2003.

Hoofdpostkantoor Heerlen

Er moest een nieuw hoofdpostkantoor komen omdat het postkantoor aan het Emmaplein eigenlijk van begin af aan al te klein was. Men verwachtte reeds in 1920 dat de PTT een nieuw kantoor zou gaan bouwen en gaf een nieuwe straat de naam “Poststraat”. In 1926 had men de hoop op een nieuw postkantoor opgegeven en werd de straatnaam veranderd in “Van der Maesenstraat”.

Ondanks bezuinigingsmaatregelen bij de P. T. T. ging de bouw van het nieuwe postkantoor op de hoek van de Schinkelstraat (vanaf 1936 Honigmannstraat genoemd) met de Van der Maesenstraat, toch door. Helaas moesten de originele plannen van architect Joseph Crouwel (1885 – 1962) Jr. worden versoberd.

Vanaf 1917 was Crouwel als architect verbonden aan de Rijksgebouwendienst. Hij ontwierp o.a. het hoofdpostkantoor van Utrecht aan de Neude in 1924, dat nu als leeszaal en bibliotheek dienst doet.

De grootvader van architect Joop Crouwel werd in 1817 geboren op een schip dat van Engeland naar Nederland voer. De Britse kapitein van het schip trad op als ambtenaar van de burgerlijke stand en verengelste onbedoeld de naam in Crouwell. 

Februari 1934 startte aannemer J. H. Hendriks uit Orthen met de bouw van het nieuwe postkantoor dat hij voor fl.108.800,- zou gaan bouwen.

Vanwege het faillissement van de aannemer liep de bouw vertraging op en kreeg N.V. Algemene Beton Compagnie uit Den Haag de opdracht om het af te bouwen.

Op 3 oktober 1935 werd het gebouw opgeleverd en kon men met de inrichting beginnen. Het gebouw voor de post- en telegraafdienst kon op 21 december 1935 in gebruik worden genomen.

Het L-vormige pand kreeg een zakelijke uitstraling, bestond uit twee verdiepingen onder een pannendak en was geheel onderkelderd.

Vijf grote stalen ramen aan de Van der Maesenstraat en vijf aan de Schinkelstraat.

Op de verdieping werden 29 stalen ramen aangebracht (14, 12, 3) waardoor een lange horizontale belijning werd geaccentueerd.

Op de hoek aan de Schinkelstraat werd een grote betonnen luifel gemaakt met daaronder een bordes met een trap van zes treden en een muur met leuning.

Aan het bordes lag de publieksingang naar een entreehal met een draaideur naar de grote hal van 20 x 6 meter met negen loketten en twee telefooncellen. Aan de andere kant van de entreehal bevond zich de ruimte met de „postboxes”, het loket van afgifte (loket 10) dat tevens diende voor de avond- en zondagsdienst en nog een telefooncel. Deze ruimte was ook toegankelijk als het postkantoor gesloten was.

De verdieping werd ingericht voor een automatische telefooncentrale die pas op 27 oktober 1936 operationeel werd, tot die tijd bleef de telefoondienst in het oude postkantoor actief.

Aan de v.d. Maessenstraat werden de elektrische hoog- en laagspanningsruimten gebouwd. Tussen het elektriciteitshuisje en het postkantoor stond een lange, gesloten muur.

Rechts naast de uitbouw (werd ook wel toren op schoorsteen genoemd) aan de Schinkelstraat was de ingang van de postwagens. In de uitbouw was ook toegangsdeur voor de beambten en de mensen van technische dienst.

Verbouwingen

Maandag 30 november 1964 werd het verbouwde postkantoor geopend. 

Om de meterslange rijen tijdens de spitsuren te beperken en de telefooncentrale de benodigde extra ruimte te geven werd in 1964 de vleugel aan de Van der Maesenstraat over de volle breedte en hoogte, met 10 meter verlengd.

Hierdoor konden er 4 loketten worden toegevoegd en kwam er een tweede ingang voor spaarders (het postaria), waar zaken discreet afgehandeld konden worden. Er werd een zelfbedieningsruimte ingericht voor postzegels, enveloppen, schrijfwaren en dergelijke.

Na 1965 is er nog een complete vleugel toegevoegd op de binnenplaats waardoor het gebouw een open carrévorm kreeg. De ingang voor de postwagens is toen ook verplaatst naar de Van der Maesenstraat, links naast het elektriciteitshuisje.

De raamopeningen op de benedenverdieping zijn ooit eens vergroot en toen zijn zowel boven als beneden de stalen kozijnen vervangen door kunststoffen.

In 2009 is het postkantoor gesloten en is in 2014 weer geopend als ING bankkantoor.

Burg. De Hesselleplein 26 – 26a – 27

De poortwoning uit 1921 is een ontwerp van architect Jac. Verhaaff  uit Amsterdam.  Het pand bestaat uit drie huisnummers. Huisnummer 26 is het linkerdeel en nummer 27 is het rechterdeel.  Huisnummer 26a heeft betrekking op het achterliggende verblijfsobject uit 1960 met een oppervlakte van 1003 m² op een perceel van 1547 m², dat via de poort bereikbaar is. In het achterliggende gebouw is sinds 1988 “De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen” gevestigd.

Wat direct opvalt aan dit traditionalistische pand is uiteraard de doorgang met de fraaie spijlenpoort die een open karakter accentueert en waarvan de krullen misschien wel een vleugje art deco willen uitstralen evenals de latei boven de poort.

Vanwege de doorgang is het huis op nummer 27 kleiner dan het huis op nummer 26. De overige elementen van het pand zijn gespiegeld in het midden liseen met ter hoogte van de fries de vermelding van het bouwjaar 1921.  De schoonheid vinden we vooral op de bovenste verdieping in de vorm van frontons die als muurbeëindigingen zijn aangebracht op de torenachtige, door lisenen begrensde  bouwdelen. Diezelfde vorm zien we terug in de houten dakkapellen.

Op de tweede verdieping zijn het de erkers die de show stelen, gedragen door mooi vormgegeven draagbalkons. De roeden in de bovenlichten dragen zeer zeker bij aan de bijzondere uitstraling van dit pand. Het metselwerk is uitgevoerd in kruisverband dat doorsneden wordt door zogenaamde speklagen.

Afwijkend is de betonnen plint met ribbelmotief en de diagonale kruisroeden boven de klassieke voordeuren.

  • Burg. De Hesselleplein nr. 26
  • In mei 1940 verhuisde N. Ploeg naar Nuth
  • in juni 1940 komt Krooshof uit Enschede er wonen
  • Gerda H. Krooshof.
  • J. H. Krooshof, in 1945 voorzitter van de Protestants Christelijke Mijnwerkersbond (PMCB) en lid van het algemeen bestuur van het C.N.V. (woonde er zeker tot 1962)
  • Burg. De Hesselleplein nr. 26a: in 1954 was er het Confectie-atelier voor naai- en borduurwerk gevestigd van Erna Lucas. (was er zeker tot 1973 gevestigd)
  • Van 1973 tot 1987 was er een juwelieratelier gevestigd.
  • Sinds 1988 is op dit adres “De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen” gevestigd. (De Mormonenkerk)
  • Het hoofd van de R.K. Jongensschool voor V.G.L.O. Dhr. J. P. PLOEMEN,woonde op Burg. De Hesselleplein nr. 27 te Heerlen. (woonde er zeker in de periode van 1947 tot 1963).

Hoeve Gitzbach

Ook wel Gitsbach, Geitsbach genoemd.

De hoeve is in de 17e eeuw opgetrokken uit metselwerk en vakwerk om een gesloten binnenplaats. In 2005 zijn er in een deel van deze boerderijwoning vier appartementen gerealiseerd.

Halverwege de 14e eeuw werd  door het riddergeslacht “Von Geitsbach- zu der Worm” een versterkt woonhuis gebouwd (kasteel Terworm). De naam Gitsbach komt van Gieszbach dat OF “snelstromende beek” OF “geitenbeek” betekent. Adellijke families werden genoemd naar de plek waar ze land in bezit hadden. Gitsbach zou dan op de Geleenbeek kunnen duiden en “zu der Worm” verwijst naar het feit dat de familie grond had bij rivier de Worm.

Terug naar de hoeve! Rond 1400 stond hier een hoeve met de naam Wolfsbroek. “Wolf” is afgeleid van “worf”, een andere benaming voor waterwilg (katjes). en “broek” is een moerasachtig gebied.

Tussen 1729 en 1739 werd de hoeve toegevoegd aan het landgoed Terworm.

Hoeve Prickenis

Prickenis was een riddergoed van 58 bunders (een bunder is gelijk aan een hectare), omgeven door vijvers. Een riddergoed is het bezit van een ridder of het geeft recht op ridderschap. Als ridder mocht je deelnemen aan de landsvergaderingen van het Land van Valkenburg

De oudste vermelding  dateert uit 1381, toen “De Hoef Prickenis” ook wel “Klein Geitsbach” genoemd, door het Land van Valkenburg werd beleend aan  Koenraad Pryck von Geijsbach. Iets zuidelijker lag nog een hoeve van Konraad, “Groot Geitsbach” dat tegenwoordig Hoeve Gitzbach heet.

Prickenis wisselde daarna regelmatig van eigenaar: Herman Muylken (1475) – Peter van den Nieuweborch (1489) – Aert van Hoogsteden (1537) – Lambert van Bentzenraad  (1544) – Dochter van Lambert, Catharina van Benzenrade (1586) – Dochter van Catharina, Anna Hoen van Hoensbroek – Echtgenoot van Anna, Johan Spies von Büllesheim (1615)

Er volgden nog diverse eigenaren totdat Prickenis in het midden van de 19e eeuw bij het landgoed Terworm werd gevoegd. Eigenaar Baron de Loë verkocht in 1917 Terworm aan de Oranje-Nassau Mijnen.

Van 1958 tot 1986 woonde kunstenaar Cor van Geleuken in het huis Prickenis. Van zijn hand zijn de gevelsteen en het veldkruis.  In 1988 werd landgoed Terworm, waar Prickenis deel van uitmaakte, verkocht aan de familie Van der Valk.  In de 21ste eeuw komt Prickenis in handen van Natuurmonumenten en sinds een aantal jaren is het echtpaar Boomsma-van Dort eigenaar en bewoner. 

Waar het kasteel precies heeft gestaan is niet bekend.

Wat wel bekend is dat er in het begin van de 19e eeuw drie besloten binnenplaatsen waren. In 1822 was er nog maar één besloten en twee open binnenplaatsen omdat een lange vleugel van het gebouw is afgebroken. Daarna zijn ook de gebouwen om de open binnenplaatsen afgebroken, zodat er uiteindelijk nog maar één besloten binnenplaats overbleef.

In 2000 werd in de voormalige gracht van Prickenis een zegelmatrijs van Peter Prick van Geysbach gevonden. Als die zegelmatrijs eens vertellen kon hoe hij daar terecht is gekomen.

De Mijnwerker van Frans Gast

In 1955 hebben 4 beeldhouwers, onder wie Frans Gast (1927 – 1986) en Wim van Hoorn, op uitnodiging van de gemeente Kerkrade, een ontwerp gemaakt voor een Mijnwerkersmonument dat op de Markt in Kerkrade moest komen te staan. 

Om inspiratie op te doen kregen de vier een ondergrondse rondleiding (in de steenkoolmijn in Valkenburg?). Toen Frans Gast tijdens de rondleiding met zijn onderarm het zweet van zijn voorhoofd veegde, kreeg hij het idee voor zijn ontwerp. 

Hij heeft een model gemaakt dat hij indiende onder de titel “licht”.

Het model van Gast was het beste, toch wilde de jury graag het beeld van hem en dat van Van Hoorn eerst nog op 50% van de ware grootte zien. 

Gast wilde een intuïtieve vergroting maken, maar op aanraden van zijn voormalig leraar en jurylid Oscar Jespers maakte hij een meetkundige vergroting. Het resultaat was teleurstellend en daarom werd het ontwerp van Van Hoorn uitgevoerd.

Op 16 juni 1957 werd op de markt in Kerkrade het Nederlandse nationale monument van de mijnwerkers onthuld met de titel “D’r Joep”.

Achttien jaar later werd Frans Gast door de gemeente Heerlen benaderd voor het maken van een standbeeld ter ere van de mijnwerkers. Het beeld van toen werd op intuïtieve wijze vergroot en goed bevonden. 

Het laat een mijnwerker zien die zijn ogen beschermd tegen het felle daglicht op het moment dat hij terugkeert uit de donkere mijn waar het altijd nacht is. Het beeld is eenvoudig van opzet en heeft daardoor een zeer krachtige expressie.

Het beeld De Mijnwerker is op 3 september 1976 onthuld en staat voor het raadhuis aan de Geleenstraat.

Glück Auf