Nadat Henri Sarolea (1844 – 1900) de waterstaatkundige opleiding met als specialisatie spoorwegbouw met goed gevolg had afgesloten is hij bij Rijkswaterstaat gaan werken.
Begin jaren zeventig van de negentiende eeuw werd hij door ir. J.L. Cluysenaer gevraagd voor een spoorwegproject op Sumatra (Nederlands-Indië). In 1873 vertrokken Cluysenaer en Sarolea naar Sumatra om voorbereidend werk te doen. Sarolea bleef tot 1886 voor de Staatsspoorwegen in Nederlands-Indië werken.
Hij kwam terug naar Nederland, naar Heerlen om precies te zijn en werd betrokken bij het onderzoek naar een tramverbinding tussen Sittard, Heerlen en de Locht omdat de resultaten van het onderzoek niet aan de verwachtingen voldeden is het plan niet doorgegaan. Daarna ging Sarolea plannen maken voor een spoorwegverbinding tussen Sittard, Heerlen en Herzogenrath. In 1889 kreeg hij toestemming voor de aanleg van de spoorverbinding en ging hij op zoek naar financiers voor het project.
Het Rijk wilde niet mee betalen aan een lokale spoorweg. Bij de Staatsspoorwegen had hij meer geluk mede dankzij het feit dat zijn vroegere chef en collega, ir. Cluysenaer er directeur generaal was geworden. Hij kreeg er een lening van fl. 900.000 en de Staatsspoorwegen zouden de spoorlijn aanleggen en exploiteren. Provinciale Staten droegen fl. 150.000 bij. De gemeenten langs het traject deden ook allemaal een grotere of kleiner duit in het zakje, zo kwam er een bedrag van fl. 1.147.000 bij elkaar.
In 1891 werd Sarolea, directeur-generaal van de nieuw opgerichte Nederlandsche Zuider-Spoorwegmaatschappij. De directeur van de steenkolenmijn Nordstern in Aken, Carl Honigmann, werd een van de grotere aandeelhouders van de maatschappij.
In 1893 werd met de aanleg begonnen en op 30 april 1896 reed de eerste trein over het nieuwe spoor. In 1898 namen de Staatsspoorwegen zoals afgesproken de spoorlijn over en werd de Nederlandsche Zuider-Spoorwegmaatschappij ontbonden.
In hetzelfde jaar (1891) dat de Nederlandsche Zuider-Spoorwegmaatschappij werd opgericht, werd ook de Maatschappij tot Exploitatie van Limburgsche Steenkolenmijnen opgericht. De vennoten van deze maatschappij waren de heren Sarolea, de broers Friedrich en Carl Honigmann en de Financiële Maatschappij voor Nijverheidsondernemingen. Er worden zeven concessies* verworven voor het delven van kolen.
Eind 1893 werden de statuten van de maatschappij goedgekeurd. Sarolea was lid van de Raad van Bestuur, de voorzitter van de Raad van Bestuur werd ir. Cluysenaer en de gebroeders Honigmann werden de grootste aandeelhouders.
Bij de start van de Oranje Nassaumijn werden 1500 aandelen uitgegeven van 1000 gulden. Slechts tien van die aandelen waren in handen van Sarolea en 1370 in handen van de gebroeders Honigmann.
Er werden 7 concessies gekocht voor het delven van kolen.
Friedrich Honigmann begon onmiddellijk met de aanleg van schacht I in Heerlen volgens een door hemzelf ontwikkelde boormethode, de schacht boormethode met dikspoeling.
In 1899 werd de eerste steenkolenmijn van Heerlen in bedrijf genomen en werden de kolen per spoor vervoerd. Henri Sarolea, de drijvende kracht achter deze voor Heerlen zo ontzettend belangrijke ontwikkeling overleed te Heerlen op 12 september 1900 op 56-jarige leeftijd aan een hartaanval. Eind 1906 werd er een straat aangelegd van het station naar de markt die de naam kreeg van deze voor Heerlen zo belangrijke man, de Saroleastraat.
* Een concessie is een vergunning van de overheid die anderen uitsluit. De verkrijger van de concessie of concessiehouder krijgt dus een monopolie op bijvoorbeeld een stuk grondgebied.
Add a Comment