Schunck Glaspaleis

Omdat de concurrentie van de gemechaniseerde weverijen in Eupen en Aken te groot was kwam Johan Arnold Schunck (1842 – 1905) in 1874  met z’n gezin vanuit Kettenis (België) naar Heerlen en begon in een pand aan de Willemstraat een kleine handweverij. In 1882 verhuisde het gezin naar het Kerkplein waar ze een drogisterij en textielzaak begonnen, die door Arnolds vrouw Anna Maria Küppers geleid werden.

Winkel aan het Kerkplein

Mijnwerkers kochten er robuuste stoffen om werkkleding van te (laten) maken. Later werd er ook kant en klare werkkleding verkocht. Vanwege de centrale ligging in een groot verzorgingsgebied dat steeds meer industrialiseerde werd de winkel een succes. In 1905 overleed Arnold Schunck en namen zijn vrouw en zoon Peter Joseph Schunck (1873 – 1960) de leiding over.

In 1908 kocht Peter drie bussen die dagelijks mensen uit omliggende dorpen naar Heerlen brachten om te komen winkelen (bij Schunck) Het vervoer was gratis en de mensen werden ook weer netjes thuis gebracht. Het eerste openbare vervoer in Heerlen.

Vieze hoekje

Eind twintiger jaren gingen de zaken voor Schunck buitengewoon goed. Op diverse plekken in Heerlen had Schunck onroerend goed in bezit, o.a. het “vieze hoekje” aan de markt. Dat hoekje was de gemeente een doorn in het oog en eiste dat Schunck het zou bebouwen of opknappen anders werd het onteigend.

Ook omdat de winkel aan het Kerkplein te klein was  geworden werd er besloten nieuw te bouwen. Om zich een beeld te vormen bezocht Peter Schunck samen met dochter Christine, architect Peutz en directeur publieke werken van de Ven, tal van europese warenhuizen. Het warenhuis Les Grandes Magasins Decré in Nantes viel in de smaak vanwege de grote glasoppervlakken.

De opdracht voor architect Frits Peutz was het ontwerpen van een overdekte, gestapelde marktplaats met veel daglicht. Dan kon het stalenboek van de toonbank verdwijnen en konden de stoffen op de rol in het daglicht getoond worden.

Peutz ontwierp een gebouw van negen verdiepingen in bauhaus stijl, zonder dragende buitengevels. De draagconstructie bestond uit paddestoelvormige kolommen. Waardoor de buitengevels volledig in (diamant) glas uitgevoerd konden worden. Op het dak kwam een café restaurant met terras dat uitkeek over het centrum. En voor de familie Schunck zelf een penthouse (door de familie de “daktuin” genoemd) met eigen lift.

Bouwkundige weetjes:

  • Vanwege drijfzand en de resten van de oude stadsmuur heeft men een kiezellaag aangebracht die geïnjecteerd is met cement. Daarboven op een betonnen funderingsplaat van 50 cm dik.
  • Om te voorkomen dat het gebouw een broeikas werd heeft Peutz 50 cm ruimte gehouden tussen de vloeren en de stalen glaspuien. Door het openzetten van luiken op het dak kan de warme lucht langs het glas opstijgen en naar buiten wegstromen.

De bouw begon op 14 mei 1934 en de opening was op 31 mei 1935. De bevolking noemde het gebouw al direct het glaspaleis.

Tijdens de tweede wereldoorlog is het glaspaleis herhaaldelijk beschadigd. Om rondvliegend glas te beperken werden alle ruiten met plakband afgeplakt. Tot driemaal toe moest er nieuw glas in gezet worden. Ook na het bombardement van 1 januari 1945 waarbij een Duits jachtvliegtuig een brisantbom op het Glaspaleis wilde gooien, maar zijn doel miste en de bom de gevel van de Sint Pancratiuskerk raakte, kon er weer glas geveegd worden.

De 2e kelder van het glaspaleis bood voor de familie een goede schuilplek en vanaf het dak kon je de vuurgloed zien toen Aken in brand stond. Al met al is het glaspaleis de oorlog redelijk doorgekomen. Als dank daarvoor schonk Christine Dohmen Schunck aan de kerk een Maria beeldje van kunstenaar Charles Vos. Dat beeldje heeft boven de zuidelijke ingang van de kerk een plaatsje gekregen.

Na de bevrijding was Heerlen, “rest center” voor de amerikaanse soldaten. In het glaspaleis konden de soldaten Amerikaanse kranten en tijdschriften lezen en brieven schrijven. Ze konden er, onder strenge voorwaarde, op bepaalde tijden dansen met de lokale meisjes en er was ook een legerwinkel gevestigd waar de soldaten taxfree inkopen konden doen en waar ze pakketjes naar huis konden sturen.

Dankzij de mijnindustrie ging het Schunck voor de wind. In 1954 opende Schunck in Geleen een filiaal en in 1962 werd NV Wassen overgenomen met filialen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Er waren zelfs plannen om het glaspaleis uit te breiden in de richting van het Emmaplein (nu Pancratiusplein) maar daar heeft burgemeester van Rooy geen toestemming voor gegeven. De gemeente stelde voor om onroerend goed van Schunck te mogen kopen m.u.v. het Glaspaleis en in ruil daarvoor kon Schunck een perceel aan de nieuwe Promenade verwerven (Promenade – Honigmannstraat – Dautzenbergstraat). Aan de Promenade bouwt Schunck een winkelpand van vier verdiepingen met roltrappen dat in 1964 betrokken wordt.

Wanneer Joop den Uyl, eind 1965 de mijnsluiting aankondigd bestaat de directie uit Leo Schunck, Christine Dohmen Schunck en Frans Dohmen.Als de  eerste mijnen in de tweede helft van de zestiger jaren worden gesloten en de BTW wordt ingevoerd daalt de koopkracht van de burger en dat heeft ook zijn weerslag op de omzet van Schunck.  Aandeelhouders willen uitgekocht worden en delen van het bedrijf worden aan de concurrentie verkocht. Vanaf 1964 draaide Wassen al met verlies en wordt in 1969 verkocht aan NV Vinke. Christine Dohmen Schunck  beperkt de verkoop tot textiel en woninginterieur. In 1972 als alle aandelen teruggekocht zijn wordt Schunck een BV. Louis Verleisdonk (aangetrouwde neef) wordt adjunct directeur en belast met de economische planning.  

Leo Schunck en zijn zoon Peter trekken zich terug uit het bedrijf en gaan goedkope kleding verkopen in hun eigen winkel de Markthal gelegen aan de Bongerd.

De investeringsbank eist dat het glaspaleis verkocht moet worden om Schunck BV draaiende te houden. Zo komt het dat het glaspaleis in de verkoop gaat en ondernemer Bep Groenendijk het gebouw van de ondergang redt door het te kopen, omdat de gemeente Heerlen de vraagprijs te hoog vindt. In 1973 vindt er een renovatie plaats waarbij o.a. het glas wordt vervangen door rookglas (modern in die tijd), waarna het open karakter van het gebouw totaal weg is. Het Glaspaleis wordt verhuurd als kantoor, supermarkt en restaurant. Christine Dohmen Schunck blijft tot 1976 in het penthouse wonen.

In de tachtiger jaren vertrekken de bedrijven uit het pand en nemen de zwervers en junks het gebouw over. Eind 1993 wordt er een werkgroep samengesteld tot behoud van het glaspaleis iets dat in 1994 ook daadwerkelijk lukt. Omdat er geen opvolging is wordt het bedrijf Schunck in 1995 door Berden overgenomen en wordt het Berden Schunck.In 4 december 1995 wordt het Glaspaleis een rijksmonument.In 1999 wordt het gebouw door de Union of International Architects opgenomen in de architectuur top 1000 van de 20ste eeuw.

In 1999 koopt de gemeente het glaspaleis van een deense belegger en krijgen de architecten Jo Coenen en Wiel Arets de opdracht een restauratieplan te maken. Bij de 30 miljoen euro kostende renovatie (de bouwkosten in 1934 bedroegen fl. 184.500,-)  die op 1 mei 2001 startte wordt o.a. van het penthouse een filmzaal gemaakt.

September 2003 wordt het gebouw weer in gebruik genomen en biedt het plaats aan: De bibliotheek, Filmhuis de Spiegel, de muziekschool, stadsgalerij Heerlen,  architectuurcentrum Vitruvianum, en een Grand Café. De officiële opening vindt plaats op 30 juni 2004. In 2009 wordt de originele naam Schunck (volgens het logo van 1935) weer op de luifel geplaatst en in februari 2015 wordt het SCHUNCK Glaspaleis genomineerd als Europees erfgoed.

Tags: geen tags

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *