De Schelmentoren, ook wel Turis minor (de kleine toren) genoemd, is opgebouwd uit kunradersteen*, kolenzandsteen** en baksteen en maakte deel uit van het Landsfort Herle. Bekend is dat de Schelmentoren al in de 12e eeuw bestond als verdedigbare woontoren van de Rijnlandse graven Van Ahre, de toenmalige heren van Heerlen.
Aan het begin van de 11e eeuw stond er waarschijnlijk op deze plek of in ieder geval vlakbij (op enkele meters afstand) al een zogenaamde mottetoren***.
In de 13e eeuw werd de twee meter dikke en zes meter hoge walmuur tegen de bestaande toren aangebouwd. Een dikke honderd jaar later werd er ook nog een gracht van twaalf meter breed en vijf meter diep omheen gegraven.
Het gebouw, bestaande uit drie verdiepingen met twee kelder verdipingen (onderste en een bovenste kelder) dienden dan als woning, die in tijden van onrust kon worden afgesloten, onder andere door het weghalen van de ladder (trap) naar de eerste verdieping. De trappentoren met de eikenhouten spiltrap, werd pas in de 18e eeuw gebouwd. In de zijmuren zijn nog schietgaten zichtbaar – nu dichtgemetseld – van waaruit men de Gasthuisstraat en de Veemarkt (Wilhelminaplein) kon verdedigen.
Onder het kerkplein bevonden zich grote gewelfgangen, die als schuilplaats en magazijn dienden. Alle gewelven zijn gebouwd van kunradersteen* en baksteen en hebben een hoogte van ongeveer 2 meter; de dikte van de scheidingsmuren was ruim 1 meter en de bovenkant was ± 30 centimeter dik.
De huizen zijn later OP de ondergrondse gewelfgangen gebouwd, en werden als kelder gebruikt. Op de plaats van de huidige crypte bevond zich ook een keldergewelf. Ondergronds stond de Schelmentoren in verbinding met de kerktoren, die in die tijd een verdedigingstoren was. Het is aan te nemen dat de oude vesting een lange “vluchtgang” gehad moet hebben tot buiten de vesting.
In de vijftiende eeuw stond de Schelmentoren bekend als ‘Bickelstein’ maar een duidelijk verhaal achter deze naam is er niet.
Vanaf de eerste helft van de 16e eeuw doet de toren ook dienst als kerker. De cachotten bevonden zich in de onderste kelder en op de tweede verdieping vonden de rechtszittingen plaats.
In de toren bevond zich waarschijnlijk ook een kamer voor de wacht, en waren er archieven, tortuur werktuigen en wapens ondergebracht.
De uitvoering van de opgelegde straffen vond plaats op de Heesberg (de galgenberg).
De toren had vanaf 1670 geen verdedigende functie meer en werd vanaf toen alleen nog gebruikt voor houtopslag, vergaderruimte en gevangenis.
In met name de 18e eeuw is de toren in gebruik geweest als raadzaal, vergaderzaal, gevangenis en martelkamer om Bokkenrijders te berechten.
Eind zeventiende, begin achttiende eeuw was de toestand van de toren erg slecht en was herstel dringend noodzakelijk. De gevangenen maakten gaten in de muren om te ontsnappen. Vanwege de slechte staat van de Schelmentoren en het grote aantal “schelmen” werden de verdachten in het begin van de achttiende eeuw opgesloten in het landhuis van de drossaard te Valkenburg alwaar de verhoren plaats vonden en ze door de Heerlense schepen rechters berecht werden, de executies vonden plaats op de Heesberg te Heerlen.
In de zeventiende en achttiende eeuw kende men overigens in de Landen van Overmaas geen gevangenisstraf, maar lijfstraffen, geldboetes en verbanning. Vermeende misdadigers werden slechts tot aan hun berechting opgesloten.
Ook het Valkenburgse landhuis raakte vol en dat heeft er mede toe geleid dat er geld beschikbaar kwam om de Schelmentoren te herstellen.
De nodigste herstelwerkzaamheden werden in de jaren ’50 en ’60 van de achttiende eeuw uitgevoerd. De platte bovenzijde van de Schelmentoren werd in 1757 vervangen door een puntdak. In de jaren ’70 vond een omvangrijke opknapbeurt plaats, de cachotten, die tot dan altijd in de vochtige kelder waren geweest, kwamen nu op de bovenste etage, een maatregel die bedoeld was om ontsnappingen tegen te gaan.
In 1777 was de Schelmentoren helemaal hersteld.
Beerens en Stuijk
Op 17 december 1772 rond 11 uur overleed in de ouderdom van 38 jaar en 8 maanden Hermanus Beerens, gerechtsbode en cipier, woonachtig op de Veemarkt te Heerlen. Aldus het “Doodenboek”. Vermoedelijk hebben Bokkenrijders die gevangen zaten in de Schelmentoren de cipier gelyncht en zijn vervolgens ontsnapt.
Beerens werd begin 1773 opgevolgd door cipier Joh. Jacob Struijk. Deze Struijk heeft zijn naam (in 1786) in de trapspil gekerft en in twee treden van de trap hogerop. Ook aan de binnenzijde van de derde cachotdeur vinden we een naam van een gevangenen uit die tijd: G. Minnaert
———-
In de 19e eeuw, met de komst van de Fransen (1795-1814) verandert er veel. De toren wordt een soort ‘gemeentehuis’ en vergaderplaats van het vredegerecht (voorloper kantongerecht).
Na 1850 verloor de Schelmentoren ook geleidelijk zijn functie als gerechtsgebouw en gevangenis. Na 1870 werden in de toren geen mensen meer gevangen gehouden.
Schelmentoren in de 20ste eeuw
Aan de zijkant is nog zichtbaar waar vroeger een woning tegen de toren stond. In de 20e eeuw werd de Schelmentoren gebruikt als verenigingslokaal, repetitielokaal, bibliotheek, tekenschool en atelier en in 1975 heeft de stadscarnavalsvereniging de Winkbülle **** haar intrek genomen in de toren. De cachotten zijn anno 2024 nu nog steeds op de bovenste verdieping aanwezig.
* Kunradersteen “Kundersjtee” is ontstaan (66 miljoen jaar geleden in het krijt tijdperk) uit skeletten van zeedieren die naar de zeebodem zonken en zich daar ophoopten. Onder invloed van druk en temperatuur zijn ze met der tijd versteend. De kunradersteen is harder dan mergel omdat het compacter is en geen klei bevat, het vertoont geen afbrokkeling of “afvriezing”. Kunradersteen werd al in de Romeinse tijd gebruikt als bouwmateriaal.
** Kolenzandsteen, ook wel Carbonische zandsteen genoemd, is een sterk verharde, soms compacte kwartsitische zandsteen, donkerbruin van kleur.
*** Een mottekasteel is een door mensenhand aangelegde aarden heuvel met daarop een houten toren omgeven door palissaden.
**** Op 3 november 1947 werd de Stadscarnavalsvereniging “De Winkbülle” opgericht door enkele leden van de Heerlense Rij- en Jachtvereniging.
De naam Winkbülle werd gekozen, omdat deze stempel al van oudsher op de Heerlenaren werd gedrukt. Omdat de leden uiterst hippisch georiënteerd waren lag het voor de hand dat tot wapendier der kersverse Winkbülle vereniging de “Lachende Ezel” werd gekozen. Dit enerzijds omdat de ezel tenslotte een vermakelijk lid is van de paardenfamilie
Kunstenaar Cyriel Laudy maakte de lachende ezel die op het Pancratiusplein staat t.g.v. het 44 jarig bestaan van de Winkbülle
Kroniek van de Schelmentoren:
- 12e Bouw Schelmentoren
- 15e Bickelstein
- Eerst helft 16e Schelmentoren krijgt de functie van gevangenis.
- 1670 Schelmentoren heeft geen verdedigingsfunctie meer.
- Eind 17e Schelmentoren in slechte staat.
- 18e De Schelmentoren krijgt een trappentoren met spiltrap.
- 1750/60 Nodigste herstelwerkzaamheden aan de Schelmentoren.
- 1757 Schelmentoren krijgt puntdak
- 1770 Omvangrijke opknapbeurt Schelmentoren
- 1772 Cipier Beerens wordt gelyncht.
- 1773 Cipier Struijk volgt Beerens op
- 1772 tot 1775 Bokkerijders processen.
- 1777 Schelmentoren is weer helemaal in orde.
- 1786 Struijk kerft zijn naam in trapspil.
- Begin 19e Schelmentoren wordt een soort “gemeentehuis” en “kantongerecht”.
- 1850 De Schelmentoren als gerechtsgebouw en gevangenis wordt steeds minder belangrijk.
- 1870 Er worden geen mensen meer opgesloten in de Schelmentoren.
- 1975 De Winkbülle nemen hun intrek in de Schelmentoren.
Add a Comment