Het felicitatieboekje

Door Bert Simons juni 2014

Het lag al een tijdje in de kast. Enkele jaren zelfs. Het mapje papieren van mijn opa Martin Simons. Alle documenten rond zijn dienstplicht zitten daarin. Een bijzonder felicitatieboekje. De officiële papieren over zijn loopbaan bij de politie. Daarnaast enkele hartelijke wensen voor een voorspoedig herstel ‘Kop op kameraad’. Wensen die niet hebben gebaat, hij was zieker dan gedacht. Er volgt een stapel condoleances. Hij stierf plotseling ongeveer even oud als ik nu ben. Men trof hem aan op het bankje in zijn volkstuintje de handen rustend op de steel van de schop die voor hem in de grond stak. Stilletjes overleden. Een rustig mens, lijkt me.

Als ik zo door de berichten van medeleven blader, concludeer ik: een bijzonder man. Maar ik weet niet veel van hem. Hij kwam niet zo ter sprake. Mijn vader sprak eigenlijk nooit over hem. Mijn oma ook niet, al heb ik veel bij haar gelogeerd. Toen ik mijn vader, aan het einde van zijn leven, nog eens naar mijn opa vroeg, vertelde hij: ‘Ik was erg onder de indruk toen mijn vader in de weken van de bevrijding van Limburg langs de Maas naar zijn geboorteplaats Well is gefietst.’ Mijn moeder zei, nog niet zolang geleden, dat oude buren hem ooit verraden hadden. Hij had zich ooit voor de bezetter verstopt. Verder weet ik alleen dat mijn opa, op de Heerlerbaan, oprichter en voorzitter was van de RK sportvereniging Marathon. Dat was meteen na de tweede Wereld Oorlog. Martin Simons wilde wat voor de gemeenschap betekenen en sport was een prima mogelijkheid om dat te doen. Het was de start van een grote vereniging die ook nu nog bestaat.

Maar in het mapje dat ik erfde zit een jaarverslag. Het Jaarverslag 1954 van de afdeling Heerlen RK Politiebond ‘st. Michael’ en daar vind ik veel meer. Enkele passages uit dit verslag: ‘Nu het verenigingsjaar 1954 achter ons ligt, komt ons daarbij voor de geest de figuur van de man, die in onze afdeling de Bond belichaamde, wijlen brigadier Simons. Aan deze eenvoudige en rechtschapen man, die de R.K. vakvereniging met hart en ziel was toegedaan, die steeds voor de belangen van alle leden moedig en onvervaard op de bres stond, jaren lang als bestuurslid en als voorzitter de motor van onze afdeling was, aan deze werkelijk grote figuur zij dit jaarverslag in eerbiedige en dankbare herinnering opgedragen.’ Als kleinzoon kreeg ik trotse blossen op de wangen. Er volgt een uitvoerige necrologie die ik hier niet zal citeren. Alleen het slot van het eerbetoon neem ik nog over: ‘In en buiten onze afdeling genoot Simons alle achting. Hij voerde op bijna alle congressen het woord; sprak ronduit en met zijn mening werd degelijk rekening gehouden. In onze afdelingen was de stuwende kracht van Simons goed merkbaar en zijn Godsvertrouwen, zijn eerlijkheid, zijn wijs inzicht en zijn echte mannelijke karaktereigenschappen maakten hem tot een ideaal organisatieman. Moge hij in vrede rusten.’

Dat van die echte mannelijke karaktereigenschappen, dat zeggen we tegenwoordig niet meer zo. Wat zijn dat eigenlijk? Het zinnetje deed me terugkijken naar een regel in zijn levensbeschrijving die in het Jaarverslag 1954 was opgenomen: ‘Na de bevrijding werd hij benoemd tot commandant van het kamp voor politieke delinquenten aan de Esschenderweg te Heerlen’. Na de trots die ik eerst had gevoeld bij al die positieve karaktertrekken, voelde ik nu toch ook enige schaamte. Over die kampen voor foute Nederlanders wordt namelijk niet altijd positief geschreven. 70 jaar geleden precies werd Limburg bevrijd, maar die kampen waren een negatieve bladzijde. Op de website Heerlen Vertelt schrijft iemand bijvoorbeeld: ‘Er was ook een kamp aan de Esschenderweg in Heerlen. Ik geloof dat het de Nationale Werkplaats heette. We konden, tezamen met de buurtbewoners, over de schutting kijken, achter de Hertogstraat. De bewakers lieten de (NSB) gevangenen in een cirkel rennen totdat ze er bij neervielen.’ Dat is het kamp van mijn opa.

Daar wil ik wat meer van weten. Want het is raar dat in mijn opa’s spullen ook een felicitatieboekje zit uit het bewaarkamp voor politieke delinquenten. Terwijl ik lees over mensonterende detentie voor deze groep mensen vlak na de oorlog, heb ik in mijn hand een boekje met 70 namen van bewoners die mijn opa op 1 maart 1945 feliciteren met zijn 25-jarig ambtsjubileum ‘uit hoogachting en waardering voor de vele goede werken door hem voor ons gedaan’.

Zoekend op Internet ontdek ik een aantal documenten. In het archief van Heerlen zijn twee mappen te vinden over het kamp aan de Esschenderweg: één map over de financiën van het kamp en één over de in – en uitgaande delinquenten; de namenlijsten. Ik wil ze graag gaan bekijken. De archivaris verleent toestemming om deze stukken, die nog niet openbaar zijn, in te zien. De namen dit ik er eventueel ga vinden, mag ik niet publiceren. Prima, ik wil ze alleen vergelijken met dat bijzondere boekje dat in het pakketje van mijn opa zit en dat aan mij is doorgegeven.

Onderweg in de trein naar Heerlen lees ik het boek van Peter Romijn, Snel, streng en rechtvaardig. De afrekening met de ‘foute’ Nederlanders. Hij beschrijft daarin hoe al in september 1944 een begin werd gemaakt met het gevangen zetten en bestraffen van Nederlanders die met de bezetter hadden samengewerkt. Vaak werden dergelijke kampen in het zuiden door het voormalige verzet ingericht, maar er waren ook plekken waar het Militair Gezag of de politie zorg droegen voor het regelen van de detentie. Over de strengheid aan de ene kant en de humaniteit aan de andere kant werd al vlug discussie gevoerd. Sommigen vonden dat je alleen goed of fout kunt zijn; en fout betekent een strenge straf. Zelfs zonder proces. Anderen maakten duidelijk dat er geen sprake kon zijn van zo’n scherpe tegenstelling. In de oorlog moeten mensen overleven. Je kunt dus ook een beetje fout zijn.

Zij vonden dat deze delinquenten allereerst verdachten waren waarvan de schuld nog bewezen moest worden. In ons bevrijde land zou humaniteit voorop moeten staan. Over deze discussie viel zelfs het kabinet, nog voordat Nederland helemaal bevrijd was. Ik hoopte dat mijn opa de humane opvatting deelde.

Daar zit ik dan, in de studiezaal van het archief. Voor mij twee mappen. Voor het eerst van mijn leven zie ik de handtekening van Martin Simons, tientallen keren. Onder nota’s en financiële overzichten en brieven staat telkens zijn krabbel als kampcommandant. In de dikste map zitten de lijsten met de namen van de mannen en vrouwen die vanaf 21 september 1944 binnenkomen aan de Esschenderweg. Vanaf oktober zitten er ruim 500 verdachten. Daarvan houdt de kampcommandant iedere dag plechtig bij wie er in of uit gaat en meldt dat aan de burgemeester van Heerlen. Bijna honderd keer zijn handtekening onder die mutatiebriefjes. En ik denk intussen: die 70 namen in dat felicitatieboekje, dat zijn vast de 10% met wie hij het goed heeft kunnen vinden. Zo zal het zijn.

Ik blader door naar februari 1945. Het kamp aan de Esschenderweg loopt leeg. Uit het boek van Romijn weet ik dat er organisatie in de bewaarkampen van het Zuiden is gekomen en dat de meeste gevangen aan het werk worden gezet; bijvoorbeeld in de mijnen van Limburg. Volgens de overzichten van mijn opa gaan ze daar naartoe. Een aantal mag al naar huis. Eind februari zijn er nog 70 mannen in het kamp aan de Esschenderweg. Precies het aantal dat mijn opa op 1 maart feliciteert, 100%.

Eigenlijk weet ik nog altijd niks en toch voelt het best goed. Na 1 maart is mijn opa kampcommandant af. Vanaf maart staat er een andere naam onder de documenten. Op 1 mei 1945, bijna bevrijd, wordt Martin Simons commandant van politiebureau Heerlerbaan. 500 meter verderop word ik 12 jaar later geboren.




Tags: geen tags

Add a Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *